In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor diefstal met braak. De verdachte, geboren in 1981 en met meerdere aliassen, was eerder veroordeeld door de politierechter in de rechtbank Amsterdam voor een inbraak in een lunchroom op 19 mei 2015, waarbij hij een geldbedrag van 290 euro had weggenomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van 8 weken had opgelegd. Tijdens de zitting in hoger beroep op 31 oktober 2017 werd het verweer van de raadsman besproken, die betoogde dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden niet betrouwbaar was. Het hof oordeelde echter dat de herkenning door een verbalisant voldoende betrouwbaar was, gezien de specifieke en onderscheidende kenmerken van de verdachte die op de beelden zichtbaar waren. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde diefstal met braak. De straf werd vastgesteld op 8 weken gevangenisstraf, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 13 dagen. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was gepleegd, evenals met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten. De redelijke termijn van de procedure was overschreden, maar de vertraging was grotendeels te wijten aan de verdachte zelf. Het hof besloot dat de opgelegde straf passend was, gezien de impact van de inbraak op de ondernemer en de gevoelens van onveiligheid in de buurt.