ECLI:NL:GHAMS:2017:4832

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2017
Publicatiedatum
24 november 2017
Zaaknummer
23-000145-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor overtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor overtredingen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, met betrekking tot de oprichting en exploitatie van een inrichting voor de handel in motorvoertuigen zonder de vereiste omgevingsvergunning. De tenlastelegging omvatte twee zaken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het niet tijdig melden van de oprichting van de inrichting en het niet naleven van milieuregels. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 oktober 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet kan worden aangemerkt als oprichter van de inrichting en dat er onvoldoende bewijs is voor de tenlastegelegde feiten in de eerste zaak. In de tweede zaak heeft het hof echter wel bewezen geacht dat de verdachte opzettelijk zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd dat in strijd was met het bestemmingsplan. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de eerste zaak, maar hem wel veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en 20 dagen hechtenis voor de tweede zaak. De uitspraak is gedaan op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000145-17
datum uitspraak: 31 oktober 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 november 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 81-155207-16 en 81-155247-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
thans zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
laatst bekende adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 oktober 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 81-155207-16:
1:
Hij op of omstreeks 6 februari 2015 te Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als degene(n) die een inrichting type B, als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten een inrichting voor de handel in en de reparatie van motorvoertuigen, gelegen op de percelen [adres 2] en [adres 3] , heeft/hebben opgericht, al dan niet opzettelijk, dit niet ten minste vier weken voor die oprichting heeft/hebben gemeld aan het bevoegde gezag, immers was op 6 februari 2015, op welke datum de inrichting in werking was en reeds was opgericht, die melding nog niet gedaan;
2:
Hij op of omstreeks 6 februari 2015 te Badhoevedorp (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, als degene(n) die een inrichting type B, als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, gelegen op de percelen [adres 2] en [adres 3] , dreef/dreven, al dan niet opzettelijk niet heeft/hebben voldaan aan één of meer bij en/of krachtens voornoemd Besluit gestelde regels, immers - waren in strijd met artikel 4.10 lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer, vloeibare bodembedreigende stoffen in verpakking, te weten vaten en/of bakjes met olie, niet boven vloeistofdichte vloer, verharding en/of lekbak opgeslagen, en/of; - waren in strijd met artikel 4.4c lid 1 van de Activiteitenregeling milieubeheer, één of meer gebruikte accu’s niet boven vloeistofdichte vloer, verharding en/of lekbak opgeslagen;
Zaak met parketnummer 81-155247-16 (gevoegd):
primair:
Hij op of omstreeks 19 april 2016 te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer), op het perceel [adres 4] , al dan niet opzettelijk, zonder omgevingsvergunning, een project heeft uitgevoerd, dat geheel of gedeeltelijk bestond uit het gebruiken van gronden en/of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, te weten het gebruik van voornoemde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van de handel in motorvoertuigen, in ieder geval ten behoeve van de detailhandel;
subsidiair:
Hij op of omstreeks 19 april 2016 te Hoofddorp (gemeente Haarlemmermeer), als degene die een inrichting type B, als bedoeld in artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, te weten een inrichting voor de handel in motorvoertuigen, gelegen op het perceel [adres 4] , heeft opgericht, al dan niet opzettelijk, dit niet ten minste vier weken voor die oprichting heeft gemeld aan het bevoegde gezag, immers was op 19 april 2016, op welke datum de inrichting in werking was en reeds was opgericht, die melding nog niet gedaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering en het hof tot een andere beslissing komt dan de economische politierechter.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de zaak met parketnummer 81-155-207-16 op het standpunt gesteld, dat de verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd, dat niet kan worden bewezen dat de verdachte op of voorafgaand aan 6 februari 2015 betrokken is geweest bij de (oprichting van de) inrichting zoals tenlastegelegd. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte evenmin als medepleger kan worden aangemerkt, aangezien geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander.
Met betrekking tot de zaak met parketnummer 81-155247-16 heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Vrijspraak

De zaak met parketnummer 81-155207-16:
Op 6 februari 2015 heeft een controle plaatsgevonden bij de inrichting ‘ [naam 1] ’ aan de [adres 2] te Badhoevedorp, een bedrijf waar auto’s werden verkocht en waar garagewerkzaamheden plaatsvonden.
[naam 1] is een handelsnaam van de op 2 april 2013 opgerichte besloten vennootschap [bedrijf 1] en is op 14 oktober 2013 geregistreerd. Enig aandeelhouder van [bedrijf 1] is de stichting [stichting] , gevestigd te Lelystad. Bestuurder van deze stichting is de rechtspersoon naar het recht van het [bedrijf 2] , te Doncaster, UK. Bestuurder van deze rechtspersoon was tot 2 januari 2014 [naam 2] .
Op 1 oktober 2013 heeft [naam 2] namens [bedrijf 1] de huurovereenkomst van het pand van [naam 1] getekend (het proces-verbaal milieudelict en bijlage 3).
Tijdens de controle werd de medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen, die verklaarde dat hij op dat moment verantwoordelijk was voor de inrichting en dat de hoofdverantwoordelijke ‘de heer Gonzales’ was, die merendeels in Suriname verbleef.
Bij een hercontrole op 25 maart 2015 is wederom [medeverdachte] aangetroffen. Van hem zijn inlichtingen gevorderd omtrent de persoon die eindverantwoordelijk is voor [naam 1] en wie de werkplaats zou hebben gehuurd. Hij heeft toen herhaald dat ‘ [naam 3] ’ de algemene leiding over [naam 1] /Beco Company had en dat hij het aanspreekpunt was als Gonzales er niet is.
Bij een bezoek aan het bedrijf op 22 juli 2015 heeft de verbalisant [verbalisant 1] , naast [medeverdachte] , ook de verdachte aangetroffen. [medeverdachte] heeft hem toen medegedeeld dat de verdachte manager bij [naam 1] was.
Uit de dossierstukken en hetgeen ter zitting aan de orde is geweest, is niet komen vast te staan dat de verdachte de inrichting heeft opgericht, noch wanneer hij dat zou hebben gedaan. Nu de inrichting op 6 februari 2015 reeds in bedrijf is aangetroffen, is zonder nader bewijs evenmin komen vast te staan dat de tenlastegelegde gedraging heeft plaatsgevonden op 6 februari 2015. Immers, ten laste is gelegd dat verdachte op die datum heeft verzuimd om ten minste vier weken voor de oprichting van de inrichting de in de tenlastelegging bedoelde melding te doen. Wat onder feit 1 ten laste is gelegd, is dan ook niet bewezen.
Evenmin staat overigens vast dat de verdachte op of omstreeks 6 februari 2015 de ten laste gelegde regels, gesteld bij of krachtens het Activiteitenbesluit milieubeheer heeft overtreden. Hij is toen niet in het bedrijf aangetroffen en de relatie tussen zijn persoon en de aangetroffen vaten/bakjes met olie en accu’s is niet duidelijk. Ook blijkt niet dat hij op die datum de inrichting dreef.
Ook hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd is dus niet bewezen.
Aan het een en ander doet niet af wat de verbalisant [verbalisant 2] in een proces-verbaal van bevindingen van 28 april 2015 (bijlage 8 bij dossier) heeft gerelateerd naar aanleiding van een door hem anderhalf jaar eerder ingesteld onderzoek naar een aangifte van oplichting. Het proces-verbaal maakt geen melding van data van oprichting van [naam 1] , noch van de data waarop hij het autobedrijf heeft bezocht, bij één van welke gelegenheden de verdachte zich zou hebben voorgesteld als hoofd verantwoordelijke, manager van [naam 1] .
Naar het oordeel van het hof is, gelet op het voorgaande, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte in de zaak met parketnummer 81-155207-16 onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 81-155247-16 (gevoegd):
primair:
Hij op 19 april 2016 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, op het perceel [adres 4] , opzettelijk, zonder omgevingsvergunning een project heeft uitgevoerd, dat bestond uit het gebruiken van bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, te weten het gebruik van voornoemd bouwwerk ten behoeve van de handel in motorvoertuigen.
Hetgeen in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2.1, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder parketnummer 81-155207-16 feiten 1 en 2 en onder parketnummer 81-155247-16 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 3.500,00, subsidiair 45 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opslag en verkoop aan particulieren van auto’s en onderdelen daarvan in een bedrijfspand, waar volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan het uitoefenen van detailhandel niet is toegestaan. De verdachte heeft zodoende in strijd gehandeld met het bestemmingsplan, door het desbetreffende project uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Met zijn handelen heeft de verdachte het toezicht van de overheid bemoeilijkt. Bovendien heeft de verdachte zich onrechtmatig in een betere concurrentiepositie gebracht ten opzichte van ondernemers die zich wel aan de voorschriften houden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 september 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, echter niet met betrekking tot feiten zoals nu bewezen verklaard.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 81-155207-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 81-155247-16 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 1.000,00 (duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van mr. A. Scheffens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 oktober 2017.
[...]