ECLI:NL:GHAMS:2017:4825

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
23 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
23-000850-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafrecht met betrekking tot bedreiging, vernieling, inbraak en straatroof

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren op 3 juni 1998, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, inbraak en poging tot straatroof. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen aan het adres van zijn moeder en zus, waarbij hij dreigde hen te doden. Daarnaast was de verdachte beschuldigd van het vernielen van goederen in de woning van zijn moeder en het stelen van een Nintendo Wii uit een school. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de bedreigingen en de vernieling, maar sprak de verdachte vrij van de poging tot straatroof vanwege onvoldoende bewijs. De rechtbank had eerder een combinatie van gevangenisstraf en taakstraf opgelegd, maar het hof besloot om in het licht van de omstandigheden en de leeftijd van de verdachte, een taakstraf van 100 uren op te leggen, met een voorwaardelijke jeugddetentie van 50 dagen. Het hof heeft de toepassing van het jeugdstrafrecht gerechtvaardigd, gezien de pedagogische noodzaak voor de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000850-17
datum uitspraak: 23 november 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 maart 2017 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13‑741206‑16 en 13-689296-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres 1] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Forensisch Centrum Teylingereind te Sassenheim.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2017, 9 november 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 26 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, zijn moeder [slachtoffer 1] en/of zijn zus [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "als jullie slapen snij ik jullie strotten door" en/of "ik maak jullie af" en/of "ik maak jullie op een dag helemaal dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
2:
hij op of omstreeks 26 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een of meer fotolijsten en/of deuren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
3:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 maart 2014 tot en met 24 maart 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een school (Amstelduin, Lijn 5, gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen een Nintendo Wii en/of een of meer spellen voor de Nintento Wii, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan Amstelduin, Lijn 5 en/of aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak op of verbreking en/of van een of meer ramen van voornoemde school en/of door middel van inklimming in voornoemde school.
4
primair:
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een riem (merk Gucci), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 4] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, naar voornoemde [slachtoffer 4] is toegegaan waarna hij, verdachte, tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij zijn riem nu moest afgeven, althans woorden van die aard en/of strekking en/of (vervolgens) aan de bagagedrager van de fiets van voornoemde [slachtoffer 4] heeft getrokken en/of gerukt en/of de fiets van voornoemde [slachtoffer 4] heeft opgetild en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen (met kracht) heeft geslagen in/tegen zijn gezicht en/of tegen zijn nek, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4]
en/of
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van een riem (merk Gucci), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, naar voornoemde [slachtoffer 4] is toegegaan waarna hij, verdachte, tegen voornoemde [slachtoffer 4] heeft gezegd dat hij zijn riem nu moest afgeven, althans woorden van die aard en/of strekking en/of (vervolgens) aan de bagagedrager van de fiets van voornoemde [slachtoffer 4] heeft getrokken en/of gerukt en/of de fiets van voornoemde [slachtoffer 4] heeft opgetild en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen (met kracht) heeft geslagen en/of gestompt in/tegen zijn gezicht en/of tegen zijn nek, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] .
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 18 september 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen (met kracht) te slaan en/of te stompen in/tegen het gezicht en/of de nek, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

Bedreiging en redelijke vrees ten aanzien van feit 1.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde, omdat er geen sprake was van redelijke vrees dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook daadwerkelijk gepleegd zou worden, zoals zij als getuige ook ten overstaan van de raadsheer-commissaris heeft verklaard.
Het hof overweegt als volgt. Voor een strafbare bedreiging is vereist dat bij de bedreigde redelijke vrees
kon ontstaandat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. De verdachte heeft uitlatingen gedaan die naar hun aard bedreigend zijn. Hij werd na de melding door de verbalisanten aangetroffen tegenover zijn moeder, terwijl ze luid tegen elkaar aan het schreeuwen waren. De omstandigheden waaronder de verdachte deze uitlatingen heeft gedaan, te weten terwijl hij spullen in huis beschadigde en derhalve een zeer agressieve indruk maakte, maakt dat door die bedreiging de redelijke vrees kon ontstaan dat hij de misdrijven waarmee hij dreigde ook zou plegen. De aangeefster [slachtoffer 1] heeft bovendien op de dag van het incident bij haar aangifte verklaard dat zij bang was dat hij de dreigementen zou uitvoeren. Deze verklaring van de aangeefster, die zij vlak na het voorval heeft afgelegd, acht het hof betrouwbaarder dan de verklaring die zij ruim een jaar later, op 3 oktober 2017, in relativerende bewoordingen bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Vernieling van fotolijsten ten aanzien van feit 2.
De advocaat-generaal en de raadsvrouw hebben zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde vernieling voor zover het betrekking heeft op fotolijsten, nu de vernieling van fotolijsten enkel uit de aangifte van aangeefster [slachtoffer 1] blijkt.
Het hof is met hen van oordeel dat voor de vernieling van fotolijsten onvoldoende bewijs is, zodat de verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Betrokkenheid bij de inbraak ten aanzien van feit 3.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde, omdat er te veel twijfel bestaat over de vraag of het bloedspoor een daderspoor is. Het bloed op het gordijn geeft enkel de aanwezigheid van de verdachte op enig moment in de school aan, hetgeen niet vreemd is, nu hij daar kwam voor naschoolse dagbehandeling, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt. Het bloed van de verdachte is aangetroffen op een gordijn boven een raam waarvan de ruit was vernield, door welk raam de dader doorheen moet zijn geklommen en is tevens aangetroffen op de kabels die de dader uit de gestolen spelcomputer moet hebben getrokken om deze mee te nemen. De combinatie van plaatsen waarop bloed is aangetroffen maakt dat het niet anders kan dan dat het om dadersporen gaat. De algemene stelling van de verdachte dat het zou kunnen dat hij op een eerder moment tijdens ‘stoeien’ in dit lokaal bloed heeft achtergelaten, acht het hof, gelet op de specifiek aan het delict te relateren plekken waar het bloed is aangetroffen, volstrekt onaannemelijk. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Betrokkenheid bij de poging straatroof ten aanzien van feit 4.
De raadsvrouw heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de poging tot diefstal.
Het hof stelt vast dat het verband tussen de straatroof en de verdachte uitsluitend bestaat uit de verklaringen van de aangever [slachtoffer 4] en de getuige [getuige] . [getuige] heeft wisselend verklaard over de vraag of hij de verdachte voorafgaand aan het incident kende en hoe hij het facebookprofiel, waar foto’s van de verdachte opstonden, had gevonden. Ook de aangever heeft wisselend verklaard over hoe hem duidelijk is geworden dat de verdachte de dader zou zijn geweest. Onder die omstandigheden kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat het de verdachte was die de ten laste gelegde poging tot straatroof heeft gepleegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het verweer van de raadsvrouw slaagt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 september 2016 te Amsterdam zijn moeder [slachtoffer 1] en zijn zus [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "ik maak jullie af" en "ik maak jullie op een dag helemaal dood", en woorden van gelijke dreigende aard of strekking .
2:
hij op 26 september 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft beschadigd.
3:
hij op een tijdstip in de periode van 21 maart 2014 tot en met 24 maart 2014 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een school, Amstelduin, Lijn 5 (gelegen aan [adres 2] ) heeft weggenomen een Nintendo Wii en spellen voor de Nintendo Wii, toebehorende aan Amstelduin, Lijn 5, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak van ramen van voornoemde school en door middel van inklimming in voornoemde school en een weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen geachte:

1. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016208920-3 van 26 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pag. 3 t/m 4).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de aangeefster [slachtoffer 1] , zakelijk weergegeven:
Op 26 september 2016 werd mijn zoon wakker. Hij werd agressief. Hij begon tegen de deuren aan te slaan waar nu gaten in zitten. Ik ben verantwoordelijk voor de woning te Amsterdam. Hij heeft al eerder tegen mij gezegd dat als wij zouden slapen hij een keer onze strotten door zou snijden. Hij zegt steeds: "Ik maak jullie af of ik maak jullie op een dag helemaal dood. Ik sloop alles in dit huis als jullie niet thuis zijn, maak ik alles kapot". Dit zei hij vandaag weer. Ik voel me door zijn woorden bedreigd, ik ben er ook bang voor dat hij dit ook een keer gaat doen. Hij wordt namelijk steeds agressiever, tegen mij maar ook tegen mijn dochter. Ik voel ook angst dat hij mijn dochter, zijn zus, geweld gaat aandoen. Zijn agressie wordt namelijk steeds groter. Het was eerst alleen verbaal dat hij agressief was, nu wordt dit steeds meer fysiek. Ik voel me in mijn eigen huis totaal niet meer veilig. Mijn dochter voelt zich ook niet meer veilig in haar eigen huis. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2016208920-15 van 27 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pag. 18 t/m 19).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 27 september 2016 afgelegde verklaring van de aangeefster [slachtoffer 2] , zakelijk weergegeven:
Gisteren was er bij ons in de woning te Amsterdam ruzie tussen mijn moeder, mijn broertje [verdachte] en mij. [verdachte] begon mijn moeder uit te schelden en te bedreigen. Hij schreeuwde naar mijn moeder dat hij haar keel zou opensnijden en haar dood zou maken. Dit heeft hij vaker gezegd. Ook heeft hij gezegd dat hij haar kapot zou slaan. Mijn moeder en broertje zijn gaan bekvechten. Ik zei vervolgens dat hij beter weg kon gaan. [verdachte] begon mij toen ook te bedreigen. Tegen mij schreeuwde hij ook dat hij mij dood zou maken en mijn keel open zou snijden. Ik zag dat [verdachte] twee gaten in zijn eigen deur sloeg.

3. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2017.

Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik heb toen wel de gaten in de deuren die er al in zaten groter gemaakt.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen geachte:

4. Een proces-verbaal met nummer PL131F-2014073085-1 van 24 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] (doorgenummerde pag. 7 t/m 8).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van de aangeefster [slachtoffer 3] , zakelijk weergegeven:
Ik ben namens de benadeelde Amstelduin, Lijn 5, [adres 2] te Amsterdam, gerechtigd tot het doen van aangifte. Op 21 maart 2014 is het pand omstreeks 19.30 uur afgesloten. Op 24 maart 2014 kwam ik de school binnen lopen. Ik zag in de gang aan de achterzijde van het pand allemaal glas liggen. Tevens zag ik een gedeelte van een baksteen op de grond liggen. Ik zag dat er een raam vernield was waardoor de daders kennelijk het pand binnen zijn gegaan. Vervolgens zag ik hij de tienerkamer, welke afgesloten was, tevens een kapot raam. Dit raam was kennelijk met een stoeptegel ingegooid welke in het afgesloten lokaal lag. Toen de politie ter plaatse was heb ik gekeken wat er weggenomen was. In elk geval is weggenomen een Nintendo Wii speler en een aantal spellen voor de Wii. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

5. Een proces-verbaal met nummer PL135J-2014073085-2 van 25 maart 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (hergenummerde pag. 35 t/m 36).

Dit proces-verbaal houdt onder meer in als mededeling van de verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 25 maart 2014 werd door mij een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een school te [adres 2] te Amsterdam. Ik zag een houten plaat op het raam aan de buitenzijde. Ik zag glas in de gang hierachter. Ik zag een houten plaat op het raam naast de deur van het lokaal. Ik zag glas in het lokaal in het verlengde van het raam. Ik zag een houten plaat voor een raam naar het schoolplein. Ik hoorde dat aangever verklaarde: “het raam vanuit het klaslokaal naar het schoolplein was alleen kapot, maar het glas zat er nog geheel in”. Ik zag bloed op het gordijn boven het kapotte raam. Dit bloed heb ik veilig gesteld onder SIN: AAGL4709NL. Ik zag in het lokaal een televisie staan. Ik zag onder de televisie losse kabels. Ik hoorde dat de aangever verklaarde: “Hier stond een spelcomputer, die is nu weg”. Ik zag bloed op een losse kabel onder de televisie. Dit bloed heb ik veiliggesteld onder SIN: AAGL4710NL.
6. Een proces-verbaal met nummer 201473085 van 2 mei 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde pag. 37 t/m 38).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als mededeling van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 25 maart 2014 werd naar aanleiding van een diefstal in/uit een school een onderzoek ingesteld op het adres [adres 2] te Amsterdam. Tijdens het onderzoek werden de navolgende biologische sporen bemonsterd, veiliggesteld, in beslag genomen en hierbij voorzien van een uniek Sporen Identificatie Nummer (SIN):
- een bloed bemonstering, afkomstig vanaf gordijn boven van binnenuit beschadigd raam, voorzien van SIN AAGL4709NL;
- een bloed bemonstering, afkomstig vanaf achtergebleven kabels van gestolen spelcomputer, voorzien van SIN AAGL4710NL.
Na het hierboven genoemde onderzoek zijn de betreffende sporen overgedragen aan het Nederlands Forensisch Instituut en aldaar onderzocht waarbij gebleken is dat:
- uit de sporen een DNA-profiel is verkregen;
- de DNA-profielen onderling met elkaar matchten en waarvan er maar één in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken is opgenomen;
- het DNA-profiel AA3L4709NL in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken is opgenomen en vergeleken met de in het systeem aanwezige profielen;
- het DNA-profiel AAGL4709NL matchte met profielen die zijn opgenomen in de DNA databank voor strafzaken en geregistreerd zijn onder profielclusternummer 35706.
In genoemd DNA profielcluster 35706 is tevens opgenomen het DNA-profiel RABI3720NL van het referentiemonster wangslijmvlies van de veroordeelde genaamd: [verdachte] , geboren op 3 juni 1998 te Amsterdam. Gezien het aantreffen van overeenkomstige DNA profielen kan gesteld worden dat het DNA-materiaal afkomstig kan zijn van één en dezelfde dader.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg ten aanzien van het als feit 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 33 dagen gevangenisstraf waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en met bijzondere voorwaarden en ten aanzien van de feiten 3 en 4 primair tot een werkstraf van 80 uur en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 7 dagen met een proeftijd van 2 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het 1, 2, 3 en 4 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met bijzondere voorwaarden en tot een taakstraf van 80 uur.
Toepassing adolescentenstrafrecht
In een andere strafzaak zijn over de verdachte rapportages opgemaakt, waaronder een psychologisch onderzoek van 17 juli 2017 door [naam] , psycholoog, waarin wordt geadviseerd jeugdstrafrecht toe te passen, onder meer omdat de verdachte nog gebaat is bij een pedagogische aanpak. Met de advocaat-generaal en gelet op de genoemde rapportage ziet het hof aanleiding in de onderhavige zaak het jeugdstrafrecht toe te passen ten aanzien van de feiten 1 en 2, die de verdachte gepleegd heeft toen hij meerderjarig was.
Passende straf
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zijn moeder en zus met de dood bedreigd en hij heeft een deur in het huis van zijn moeder verder kapotgemaakt dan die al was. Deze feiten zijn voor de familie van de verdachte zeer beangstigend geweest. Bovendien heeft een en ander zich afgespeeld in de woning van de familie waar zij zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast heeft de verdachte ingebroken in een school om een spelcomputer en spellen te stelen. Hij heeft daarmee aangetoond geen respect te hebben voor het eigendom van anderen. Door dit soort feiten wordt schade en hinder veroorzaakt bij de gedupeerden.
Nu het hof, anders dan de rechtbank en anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, niet tot een bewezenverklaring komt voor het onder 4 ten laste gelegde, ziet het hof geen reden aan de verdachte een (deels voorwaardelijke) vrijheidsstraf op te leggen. Het hof acht daarom, alles afwegende, een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63, 77a, 77c, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg, 285, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 23 november 2017.
[...]