ECLI:NL:GHAMS:2017:4824
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verjaring van strafvervolging bij minderjarige verdachte en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 1 oktober 2012 bij verstek veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs op een snorfiets op 23 juni 2010. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, omdat de verjaringstermijn van drie jaar, zoals bepaald in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, was verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat er na 22 oktober 2012 geen enkele daad van vervolging heeft plaatsgevonden, waardoor de verjaringstermijn niet is gestuit. Dit leidde tot de conclusie dat het recht tot strafvervolging op 22 oktober 2015 is vervallen.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. De beslissing is genomen na het onderzoek ter terechtzitting, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.