ECLI:NL:GHAMS:2017:4824

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
23 november 2017
Zaaknummer
23-002365-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van strafvervolging bij minderjarige verdachte en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was op 1 oktober 2012 bij verstek veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs op een snorfiets op 23 juni 2010. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging, omdat de verjaringstermijn van drie jaar, zoals bepaald in artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht, was verstreken. Het hof heeft vastgesteld dat er na 22 oktober 2012 geen enkele daad van vervolging heeft plaatsgevonden, waardoor de verjaringstermijn niet is gestuit. Dit leidde tot de conclusie dat het recht tot strafvervolging op 22 oktober 2015 is vervallen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. De beslissing is genomen na het onderzoek ter terechtzitting, waarbij het hof kennis heeft genomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De uitspraak benadrukt het belang van de verjaringstermijnen in het strafrecht en de gevolgen daarvan voor de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002365-17
datum uitspraak: 9 november 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012 in de strafzaak onder parketnummer 13-078973-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 9 november 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2010 te Amsterdam als bestuurder van een motorrijtuig (snorfiets) heeft gereden op de weg, de [locatie], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, nu daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in zijn vervolging

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging, omdat het recht tot strafvordering door verjaring is vervallen.
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij het door de advocaat-generaal ingenomen standpunt.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is op 1 oktober 2012 door de kantonrechter bij verstek veroordeeld. Op 22 oktober 2012 is gepoogd om aan de verdachte mededeling te doen van het vonnis.
De verjaringstermijn voor overtredingen is op grond van artikel 70, eerste lid, onder 1̊ van het Wetboek van Strafrecht drie jaren. Bij een minderjarige verdachte is dit niet anders. Artikel 72 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat de verjaring wordt gestuit door elke daad van vervolging, alsmede dat na de stuiting een nieuwe verjaringstermijn aanvangt. Van enige daad van vervolging na 22 oktober 2012 is uit het dossier en op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet gebleken.
Nu sinds 22 oktober 2012 drie jaren zijn verstreken zonder enige daad van vervolging, is het recht tot strafvervolging op 22 oktober 2015 komen te vervallen. Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof dan ook van oordeel dat het openbaar ministerie om die reden niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.G. Hijink, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 november 2017.