ECLI:NL:GHAMS:2017:4813
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van oplichting wegens gebrek aan valse hoedanigheid
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor oplichting, omdat hij zich had voorgedaan als een betalende klant in een horecabedrijf, terwijl hij niet over voldoende saldo beschikte om zijn bestellingen te betalen. De verdachte had op 1 juli 2016 in Amsterdam vier glazen bier en een borrelhap besteld, maar kon deze niet betalen. De politierechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan oplichting door een valse hoedanigheid aan te nemen.
In hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de ondergrens van oplichting niet was gehaald, omdat de verdachte niet van tevoren de opzet had om niet te betalen. Het hof heeft het dossier bestudeerd en de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal gehoord. Het hof concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte zich als een valse klant heeft gepresenteerd. De enkele omstandigheid dat hij niet kon betalen, is niet voldoende om te concluderen dat hij zich van tevoren had voorgedaan als bonafide klant met de intentie om te bedriegen.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere gevangenisstraf afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de oplichting. De uitspraak benadrukt dat voor het aannemen van een valse hoedanigheid voldoende specifieke gedragingen moeten worden aangetoond die misbruik van de situatie impliceren. Het hof heeft geoordeeld dat dit in dit geval niet is aangetoond, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig is bevonden aan de oplichting.