ECLI:NL:GHAMS:2017:4805

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2017
Publicatiedatum
22 november 2017
Zaaknummer
23-002269-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake medeplegen van opzetheling van een Canta

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1996, was beschuldigd van medeplegen van opzetheling van een Canta, een brommobiel. De tenlastelegging betrof de periode van 16 tot en met 19 maart 2016, waarin de verdachte samen met een ander een Canta heeft verworven, terwijl zij wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte contact heeft gehad met de verkoper van de Canta en deze heeft gekocht voor 800 euro, om deze vervolgens met winst te verkopen. De verdachte heeft ontkend dat hij de Canta zelf voorhanden heeft gehad, maar het hof oordeelde dat zijn betrokkenheid bij de aan- en verkoop voldoende bewijs opleverde voor zijn schuld aan het ten laste gelegde feit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van opzetheling. De straf die door de politierechter was opgelegd, werd herzien. De verdachte kreeg een taakstraf van 40 uren en 20 dagen hechtenis, met de gelastte tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002269-16
datum uitspraak: 6 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-069211-16 en 15-231848-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
22 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Purmerend en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een Canta (met VIN-nummer [nummer]) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit goed wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere kwalificatie komt dan de politierechter.
Bewijsoverweging
Door de verdachte is aangevoerd dat hij vrijgesproken moet worden, aangezien hij de Canta niet zelf voorhanden heeft gehad en geen sprake is geweest van medeplegen.
Het hof stelt ten aanzien van verdachtes betrokkenheid bij het ten laste gelegde het volgende vast. De verdachte is degene geweest die contact heeft gehad met de verkoper van de Canta en daarmee heeft afgesproken de Canta te kopen voor 800 euro. Ook ten tijde van de aankoop van de Canta was de verdachte fysiek aanwezig en heeft hij contact met de verkoper gehad. Hij heeft, alvorens de koop werd gesloten, de Canta nagekeken en tevoren dus onderhandeld over de prijs. Vervolgens is de Canta vanaf een marktplaatsaccount van de verdachte onder de naam ‘imanuel’, de tweede voornaam van de verdachte, reeds een dag na aankoop te koop gezet voor een bedrag van 1.800 euro, onder de toelichting dat het een ‘oudtje’ is met net nieuwe banden.
Uit het dossier blijkt dat een getuige die sinds 1978 brommobielen en Canta’s koopt en verkoopt, de Canta heeft getaxeerd en heeft gesteld dat het aankoopbedrag aanzienlijk hoger had moeten liggen dan het aankoopbedrag van 800 euro dat de verdachte bij de aankoop zou hebben bedongen. Redenen om te twijfelen aan de bewijswaarde of betrouwbaarheid van de inhoud van deze getuigenverklaring heeft het hof niet; de verklaring is voldoende toegelicht en de verdediging heeft daar onvoldoende tegenover gesteld.
Uit de betrokkenheid van de verdachte bij de aan- en (door)verkoop van de Canta, de korte tijd tussen het kopen en te koop aanbieden hiervan en het grote verschil tussen de aanschafprijs en de prijs waarvoor de Canta vervolgens te koop is aangeboden, leidt het hof af dat de verdachte ten tijde van het - samen met zijn mededader - verwerven ervan, wist dat de Canta van misdrijf afkomstig was. Verdachtes ontkenning acht het hof ongeloofwaardig. Het hof is dan ook van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij van 16 maart 2016 tot en met 19 maart 2016 te Purmerend tezamen en in vereniging met een ander een goed, te weten een Canta met VIN-nummer [nummer], heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven van dit goed wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met aftrek, waarvan 29 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 60 uren, te vervangen door 30 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 60 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan opzetheling van een Canta. Hiermee heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor door misdrijf verkregen goederen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 september 2017 is hij eerder onherroepelijk vanwege begane vermogensdelicten veroordeeld; op 10 februari 2016 ter zake van diefstal van een vervoermiddel en op 2 oktober 2014 ter zake van schuldheling. Het hof houdt hiermee ten nadele van de verdachte rekening.
Het hof acht, alles afwegende en de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte in aanzienlijke mate in aanmerking nemende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2015 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2015, parketnummer 15-231848-14, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.P.M. van Rijn, mr. R.D. van Heffen en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
6 oktober 2017.
Mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.