ECLI:NL:GHAMS:2017:4734

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
000878-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vergoeding van kosten rechtsbijstand in hoger beroep met betrekking tot strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2017. Het verzoekschrift was ingediend door de appellant, die verzocht om een vergoeding uit 's Rijks kas voor gemaakte kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak. De appellant had een totaalbedrag van € 18.177,17 aangevraagd, bestaande uit kosten voor rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. De rechtbank had eerder geoordeeld dat er gronden van billijkheid waren voor een vergoeding, maar had deze gematigd tot € 5.000,00 vanwege de bovenmatige declaratie van 54,1 uur.

Het hof heeft de stukken van de strafzaak bestudeerd en de advocaat-generaal en de advocaat van de appellant gehoord. De appellant was niet aanwezig tijdens de zitting. Het hof oordeelde dat, hoewel de tijd die aan de rechtsbijstand was besteed bovenmatig leek, dit niet in dezelfde mate gold als de rechtbank had geoordeeld. Het hof concludeerde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren voor een vergoeding, maar dat het bedrag moest worden aangepast. Uiteindelijk heeft het hof besloten om een vergoeding van € 12.143,00 toe te kennen, wat 70% van de gevraagde kosten vertegenwoordigt. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof beval de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de appellant.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000879-17 (591a Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 13-702640-15
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de rechter in de enkelvoudige kamer van de rechtbank Amsterdam van 13 januari 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. R.C. Fransen, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van in totaal € 18.177,17 ter zake van:
kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer ten bedrage van € 17.347,17;
kosten in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de onderhavige verzoekschriftprocedure in eerste aanleg ten bedrage van € 550,00 en in hoger beroep ten bedrage van € 280,00.

2.Procesverloop

Het hoger beroep is op 13 januari 2017 ingesteld door verzoeker (hierna: appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 13 oktober 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. Appellant is niet verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

De rechtbank heeft overwogen dat weliswaar gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen voor de onder 1. verzochte kosten maar dat die vergoeding in aanzienlijke mate, te weten tot € 5.000,00, moeten worden gematigd nu de gedeclareerde tijd (54,1 uur) bovenmatig is.
  • De advocaat heeft de integrale toewijzing bepleit en heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. de verdediging heeft in de zaak veel (studie)tijd besteed aan twee punten van verweer: (de toelaatbaarheid van) de verkeerscontrole die tot de verdenking heeft geleid, en de bewijsminima voor medeplegen van het delict waarvan appellant werd verdacht.
  • Met betrekking tot het eerste onderwerp is aan de rechter-commissaris gevraagd de verbalisanten als getuigen te horen. Tegen de afwijzende beslissing op dat verzoek is een bezwaarschrift ingediend en in raadkamer van de rechtbank toegelicht. Aan dat getuigenverzoek, het bezwaarschrift en de zitting daarover is blijkens de specificatie bij de declaraties van de raadsman, tussen 13 oktober 2015 en 25 december 2015, ten minste 7,5 uur besteed.
  • Op verschillende momenten was studie noodzakelijk; zowel ten behoeve van het bezwaarschrift als ten behoeve van de pleitnota voor de inhoudelijke zitting is tijd besteed aan studie omtrent de (dynamische) verkeerscontrole; dat was telkens noodzakelijk omdat de inzichten omtrent dat onderwerp op beide momenten anders en in ontwikkeling waren.
  • Het aantal bestede uren kan, alle omstandigheden in aanmerking genomen, niet als bovenmatig worden aangeduid.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Het hof overweegt als volgt.
Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Het verzoek is tijdig ingediend.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafvordering. Het vonnis in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk geworden.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding. Voor het vaststellen van de hoogte van het te vergoeden bedrag zoekt het hof in beginsel aansluiting bij de declaratie van de advocaat. Dit wordt echter anders indien gronden van billijkheid aanwezig zijn om hiervan af te wijken. Dit kan bijvoorbeeld zijn gelegen in de bovenmatigheid van de declaratie. Het moet dan wel gaan om een in meer of mindere mate in het oog springende bovenmatigheid.
In de onderhavige zaak is 54,1 uur gedeclareerd voor rechtsbijstand in één instantie, de eerste aanleg. Gelet op het tenlastegelegde, de inhoud en de omvang van het dossier is, ook na de toelichting van de advocaat in raadkamer in hoger beroep, niet duidelijk geworden of deze tijd steeds nuttig en efficiënt is besteed. Het hof noemt – louter bij wijze van voorbeeld – de tijd besteed op 28 oktober 2015. Op die dag ontvangt kennelijk de advocaat de oproeping om in raadkamer op het hiervoor genoemde bezwaarschrift te worden gehoord. Aan het lezen daarvan besteedt de advocaat 12 minuten, evenals aan een sms-bericht aan appellant, kennelijk om de oproeping door te geven. Daags daarna belt de advocaat nog eens 12 minuten met appellant. Het hof acht, ook als rekening wordt gehouden met de principiële punten in de strafzaak, het totaal aantal bestede uren daaraan bovenmatig, echter in mindere mate dan de rechtbank van oordeel was. Het hof acht een vergoeding van 70 % van de gevraagde kosten billijk.
Gelet op het voorgaande is het hoger beroep gegrond.
Nu het hoger beroep gegrond wordt geoordeeld zal het hof bevelen hetgeen overeenkomstig de bepalingen der wet had behoren te geschieden.
Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van een vergoeding ter zake van kosten rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak van € 12.143,00
Het hof acht voorts gronden van billijkheid aanwezig voor toekenning van de onder 2. verzochte vergoeding.

4.Beslissing

Het hof:
Vernietigt de beschikking waarvan beroep.
Kent uit ’s Rijks kas aan appellant een vergoeding toe van € 12,693 (twaalfduizend zeshonderddrieënnegentig euro).
Wijst het meer of anders verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, H.A. van Eijk en M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 27 oktober 2017.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking voor een bedrag van € 12,693 (twaalfduizend zeshonderddrieënnegentig euro), te betalen uit ’s Rijks kas aan appellant voornoemd door overmaking van bovenstaand bedrag op bankrekeningnummer
NL64 RABO 0155 2271 30 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Fransen & Pothast Advocaten o.v.v. Schiphorst 20150204.
Amsterdam, 27 oktober 2017.
Mr. R.D. van Heffen, voorzitter.