ECLI:NL:GHAMS:2017:4732

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
R 000995-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv niet-ontvankelijk verklaard wegens onjuiste vertegenwoordiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2017. Het verzoekschrift was ingediend door de appellante, die schadevergoeding vroeg van de Staat wegens schade die zij zou hebben geleden in verband met een strafzaak. De schade was gespecificeerd in verschillende posten, waaronder kosten voor verblijf op het politiebureau en vliegtickets. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat de strafzaak tegen appellante was geseponeerd en de rechtbank van mening was dat dit niet onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel.

Het hof heeft het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat het verzoekschrift niet door appellante zelf was ondertekend, maar alleen door haar advocaat, die een schriftelijke volmacht had bijgevoegd. Het hof oordeelde dat vertegenwoordiging door een advocaat bij verzoeken op de voet van artikel 89 Sv niet is toegestaan. Daarnaast werd opgemerkt dat appellante niet in verzekering was gesteld en geen vrijheidsbeperkingen had ondergaan die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof concludeerde dat er geen ruimte was voor een extensieve uitleg van de gevallen waarin schadevergoeding kan worden toegekend op basis van artikel 89 Sv.

Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar verklaarde het appellante niet-ontvankelijk in haar verzoek. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 000995-17 (89 Sv HB)
Parketnummer in eerste aanleg: 15-231380-16
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2017 op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[appellant],
geboren op [geboortedatum],
domicilie kiezende ten kantore van haar advocaat,
mr. M. de Klerk, [adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat, ter zake van schade die verzoekster stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in voormelde strafzaak, welke schade als volgt is gespecificeerd:
€ 52,50 ter zake verblijf op het politiebureau;
€ 86,63 ter zake de helft van de kosten van een retourticket Oslo-Amsterdam;
€ 117,37 ter zake hotelkosten;
€ 409,55 ter zake een vliegticket Amsterdam-Oslo.

2.Procesverloop

Het verzoek is op 15 december 2016 bij de rechtbank Noord-Holland ingediend.
Bij beschikking van 26 juni 2017 heeft de rechtbank het verzoek afgewezen.
Het hoger beroep is op 29 juni 2017 ingesteld door verzoekster (hierna: appellante).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 13 oktober 2017 de advocaat-generaal en de advocaat van appellante ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
Appellante is niet in raadkamer verschenen.

3.Beoordeling van het hoger beroep

Het hoger beroep is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
De strafzaak tegen appellante is geseponeerd en derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank heeft het verzoek afgewezen om de reden - kort gezegd - dat de zaak geseponeerd is vanwege de geringe aard/omvang daarvan. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat indien de vervolging wel zou zijn doorgezet, dit onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel.
De advocaat van appellante heeft toewijzing van het verzoek bepleit. Hij heeft daartoe - kort gezegd - aangevoerd dat uit de scan bleek dat appellante één tablet bij zich had en dat zij direct te kennen heeft gegeven dat deze van haar zus was. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de ophouding voor verhoor thans negen uren kan duren, reden waarom artikel 89 Sv analoog zou moeten worden toegepast.
Het hof is van oordeel dat appellante niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. In de eerste plaats is het verzoekschrift niet mede door appellante ondertekend. Weliswaar heeft de advocaat bij indiening van het verzoekschrift (per post) een schriftelijke volmacht bijgevoegd, maar vertegenwoordiging, ook door advocaten, is bij verzoeken op de voet van artikel 89 Sv niet toegestaan (HR 1 september 1987, NJ 1988, 194). Het hof stelt daarnaast vast dat appellante niet in verzekering is gesteld, niet klinisch is geobserveerd en niet in voorlopige hechtenis heeft verbleven; ook anderszins heeft zij geen vrijheidsbeperkingen ondergaan waarvan de schade voor vergoeding in aanmerking komt. Voor een extensieve uitleg van de gevallen waarin ex artikel 89, eerste lid Sv schadevergoeding kan worden toegekend ziet het hof geen ruimte.
Gelet op het voorgaande acht het hof het hoger beroep ongegrond. De beschikking waarvan beroep zal worden vernietigd en het hof zal appellante alsnog niet-ontvankelijk verklaren in haar inleidende verzoek

4.Beslissing

Het hof:
-vernietigt de beschikking waarvan beroep;
-verklaart appellante niet-ontvankelijk in haar inleidende verzoek;
-beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellante.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. R.D. van Heffen, C.N. Dalebout en M. Iedema, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 27 oktober 2017.