ECLI:NL:GHAMS:2017:4732
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding ex artikel 89 Sv niet-ontvankelijk verklaard wegens onjuiste vertegenwoordiging
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 juni 2017. Het verzoekschrift was ingediend door de appellante, die schadevergoeding vroeg van de Staat wegens schade die zij zou hebben geleden in verband met een strafzaak. De schade was gespecificeerd in verschillende posten, waaronder kosten voor verblijf op het politiebureau en vliegtickets. De rechtbank had het verzoek afgewezen, omdat de strafzaak tegen appellante was geseponeerd en de rechtbank van mening was dat dit niet onmiskenbaar zou hebben geleid tot het niet opleggen van een straf of maatregel.
Het hof heeft het hoger beroep beoordeeld en vastgesteld dat het verzoekschrift niet door appellante zelf was ondertekend, maar alleen door haar advocaat, die een schriftelijke volmacht had bijgevoegd. Het hof oordeelde dat vertegenwoordiging door een advocaat bij verzoeken op de voet van artikel 89 Sv niet is toegestaan. Daarnaast werd opgemerkt dat appellante niet in verzekering was gesteld en geen vrijheidsbeperkingen had ondergaan die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof concludeerde dat er geen ruimte was voor een extensieve uitleg van de gevallen waarin schadevergoeding kan worden toegekend op basis van artikel 89 Sv.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd, maar verklaarde het appellante niet-ontvankelijk in haar verzoek. De beslissing werd ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken tijdens de openbare zitting.