ECLI:NL:GHAMS:2017:4647

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
23-000185-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na onvoldoende bewijs voor mishandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 8 mei 2016 te De Rijp, waarbij het slachtoffer een gebroken neus zou hebben opgelopen. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing kwam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 oktober 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Ondanks dat er voldoende wettig bewijs aanwezig was, heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het onderzoek naar de feiten was in een te laat stadium uitgevoerd, waardoor de feitelijke gang van zaken niet betrouwbaar kon worden vastgesteld. De verklaringen van de aangever en getuige waren op belangrijke punten inconsistent, waardoor het hof niet met de vereiste mate van zekerheid kon vaststellen dat de verdachte de mishandeling had gepleegd. De verdachte werd daarom vrijgesproken van de beschuldiging. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden. Het hof bepaalde dat beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000185-17
datum uitspraak: 19 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 13 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-222706-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorteplaats],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 5 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en haar raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 8 mei 2016 te De Rijp, gemeente Alkmaar [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] op zijn neus te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus(schot) en/of een scheefstaande neus ten gevolge heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de kinderrechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Hoewel er voldoende wettig bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring, heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Het onderzoek naar het ten laste gelegde is in een dusdanig laat stadium gedaan, dat de feitelijke gang van zaken niet meer op een betrouwbare wijze kon worden vastgesteld. Hoewel de aangever en de getuige [getuige], die pas vijf maanden na de aangifte is gehoord, beiden hebben verklaard dat de verdachte de aangever een klap heeft gegeven en daarmee de gebroken neus heeft veroorzaakt, lopen hun verklaringen op springende punten uiteen. Het hof kan daarom niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vaststellen dat de verdachte de aangever heeft geslagen en evenmin dat het de verdachte is geweest die de gebroken neus van de aangever heeft veroorzaakt. De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 40,00 aan materiële schade en een niet nader begrote schade vanwege loonderving aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 40,00 aan materiële schade. De vordering ten aanzien van de immateriële schade is niet-ontvankelijk verklaard. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de benadeelde partij aangegeven zich niet opnieuw te willen voegen in hoger beroep.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.M. Kengen en mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 19 oktober 2017.
Mr. S.C.C. Hes-Bakkeren is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[..]