ECLI:NL:GHAMS:2017:4644

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
23-001679-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan straatroof met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van medeplichtigheid aan een straatroof die op 11 oktober 2015 plaatsvond. De tenlastelegging omvatte geweld en bedreiging met geweld tegen het slachtoffer, waarbij de verdachte op de uitkijk zou hebben gestaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van de beroving, die via een WhatsApp-groep was besproken. Tijdens de beroving werd het slachtoffer met geweld gedwongen om zijn jas, horloge en portemonnee af te geven. Het hof oordeelde dat de verdachte niet opzettelijk heeft bijgedragen aan de geweldshandelingen, maar dat hij wel medeplichtig was aan de diefstal en afpersing door zijn aanwezigheid en rol als uitkijk. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiaire medeplichtigheid bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, en moest zich onder behandeling stellen van een instelling voor jeugdigen. Daarnaast werd een schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001679-17
datum uitspraak: 21 september 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 26 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-684519-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg het [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een jas en/of een horloge en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- zijn/hun capuchon's heeft/hebben opgedaan en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegelopen en/of voor en/of om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp een of meerstekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of in de jas van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "trek je jas uit", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (met gebalde vuist(en) in/tegen zijn gezicht, in elk geval tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij zijn nek en/of keel, in elk geval bij zijn lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "doe je horloge af" en/of "geef je telefoon" en/of "geef je portemonnee" af en/of "haal je zakken leeg", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 11 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan de openbare weg het [locatie] , in elk geval op of een een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of een horloge en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s)
- zijn/hun capuchon's heeft/hebben opgedaan en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegelopen en/of voor en/of om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntigvoorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of in de jas van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "trek je jas uit", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (met gebalde vuist(en) in/tegen zijn gezicht, in elk geval tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij zijn nek en/of keel, in elk geval bij zijn lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "doe je horloge af" en/of "geef je telefoon" en/of "geef je portemonnee" af en/of "haal je zakken leeg", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking;
subsidiair:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [bedrijf] op of omstreeks 11 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan het [locatie] , in elk geval op of aan een openbare weg, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een jas en/of een horloge en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf] en/of zijn/hun mededaders en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan andere deelnemers van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf]
- zijn/hun capuchon's heeft/hebben opgedaan en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegelopen en/of voor en/of om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of in de jas van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "trek je jas uit", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (met gebalde vuist(en) in/tegen zijn gezicht, in elk geval tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij zijn nek en/of keel, in elk geval bij zijn lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "doe je horloge af" en/of "geef je telefoon" en/of "geef je portemonnee" af en/of "haal je zakken leeg", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te gaan staan;
en/of
[medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf] op of omstreeks 11 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op of aan het [locatie] , in elk geval op of een een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en/of een horloge en/of een portemonnee, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf] en/of aan zijn/hun mededader(s) en/of aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [bedrijf]
- zijn/hun capuchon's heeft/hebben opgedaan en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn toegelopen en/of voor en/of om voornoemde [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp aan voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gewezen en/of met voornoemd mes, in elk geval met voornoemd scherp en/of puntig voorwerp een of meer stekende bewegingen in de richting van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gemaakt en/of in de jas van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestoken en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "trek je jas uit", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) (met gebalde vuist(en) in/tegen zijn gezicht, in elk geval tegen zijn lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer] (met kracht) bij zijn nek en/of keel, in elk geval bij zijn lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer] (daarbij) de woorden heeft/hebben toegevoegd: "doe je horloge af" en/of "geef je telefoon" en/of "geef je portemonnee" af en/of "haal je zakken leeg", in elk geval woorden van gelijke aard en/of strekking, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te gaan staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het primair ten laste gelegde

Het hof is van oordeel is dat er in het dossier aanwijzingen zijn dat de betrokkenheid van de verdachte bij de uitvoering van de gekwalificeerde diefstal en afpersing van [slachtoffer] op 11 oktober 2015 groter is geweest dan enkel op de uitkijk staan. Met de raadsman is het hof echter van oordeel dat die aanwijzingen niet van dien aard zijn dat met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat de verdachte een dusdanig wezenlijke bijdrage aan de gekwalificeerde diefstal en afpersing heeft geleverd dat kan worden geconcludeerd dat hij op nauwe en bewuste wijze heeft samengewerkt met de (andere) perso(o)n(en). Evenmin staat vast dat de verdachte de ten laste gelegde bestanddelen zelfstandig - als pleger - heeft vervuld. Om deze redenen kan het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bij pleidooi aan de hand van zijn pleitnotities primair bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid omdat de verdachte door zijn aanwezigheid de beroving niet heeft bevorderd of vergemakkelijkt. Evenmin staat vast dat de verdachte op de uitkijk heeft gestaan; weliswaar heeft de verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan, maar hij heeft toen niet begrepen wat de strekking van zijn woorden inhield. De raadsman heeft (meer) subsidiair naar voren gebracht dat de verdachte geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – heeft gehad op de geweldshandelingen, nu alle geweldshandelingen door de medeverdachte Nicu zijn uitgevoerd terwijl deze geen deel uitmaakten van het plan om de aangever te beroven.
Het hof overweegt als volgt.
Kernverwijt bij medeplichtigheid is “het bevorderen en/of vergemakkelijken van een door een ander begaan misdrijf”. Door te handelen als hij heeft gedaan, kan de verdachte naar het oordeel van het hof dit verwijt worden gemaakt. Immers uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende naar voren gekomen.
Via de WhatsApp is gezamenlijk besproken dat [slachtoffer] zou worden beroofd. De verdachte heeft erkend dat hij deel uitmaakte van de groep die dit plan via WhatsApp hebben besproken. [slachtoffer] is door medeverdachte Satter Abende naar de afgesproken plek gebracht alwaar de andere jongens met wie het plan was besproken, stonden te wachten.
De verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij erbij was toen [slachtoffer] werd beroofd, dat hij op de uitkijk stond en dat dit van tevoren was afgesproken. De verklaring van de verdachte dat hij niet heeft begrepen wat de rechter-commissaris bedoelde met “op de uitkijk staan” schuift het hof terzijde. De verdachte is bij de rechter-commissaris in het kader van de vordering tot inbewaringstelling van de officier van justitie gehoord, waarbij hij is bijgestaan door zijn raadsman.
Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris blijkt niet dat de verdachte de vraag van de rechter‑commissaris niet of verkeerd heeft begrepen. Evenmin is gebleken dat de verdachte de Nederlandse taal niet goed machtig was dan wel de betekenis van de bewoordingen ‘op de uitkijk staan’ niet kende. Bovendien heeft de raadsman tijdens de ondervraging van de verdachte door de rechter‑commissaris niet ingegrepen.
Daarbij komt dat medeverdachte Deurys [medeverdachte 3] bij de politie en bij de rechter-commissaris heeft bevestigd dat de verdachte op de uitkijk stond. [medeverdachte 3] heeft daarbij bovendien uitgelegd wat hij verstond onder ‘op de uitkijk staan’, te weten, ‘kijken of er iemand onze richting opkwam’.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij enige tijd in de nabijheid van aangever [slachtoffer] en medeverdachte Nicu Rachis is blijven staan. Aldus bezien onderscheidt de rol van de verdachte zich van de rol van bijvoorbeeld de medeverdachte [medeverdachte 3] , die anders dan de verdachte direct bij aanvang van de beroving is weggerend.
De verdachte is aldus opzettelijk behulpzaam geweest bij de diefstal en de afpersing.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de bedreiging met een mes onderdeel uitmaakte van het plan om aangever Korting te beroven, zodat om die reden niet kan worden aangenomen dat het opzet van de verdachte – ook niet in voorwaardelijke zin – daarop was gericht. Van dat onderdeel in de tenlastelegging zal het hof de verdachte vrijspreken. Dit geldt echter niet voor het tenlastegelegde geweld. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard (dossierpagina 66): “De planning was dat ik op de uitkijk ging. Eerst zeiden ze dat ik hem moest slaan, maar toen zei ik dat ik dit niet wilde.”. Uit de omstandigheid dat bij het plannen van de beroving in de WhatsApp groep, waarvan de verdachte deel uitmaakte, is gesproken over het slaan van de aangever en de verdachte desondanks behulpzaam is geweest bij de uitvoering van die beroving door op de uitkijk te staan, is het hof van oordeel dat het opzet van de verdachte mede gericht is geweest op het slaan van de aangever.
De raadsman heeft voorts nog betoogd dat aan de enkelvoudige fotoconfrontatie geen bewijswaarde kan worden toegekend. Het hof zal deze fotoconfrontatie echter niet als bewijsmiddel bezigen. Om die reden behoeft dit verweer geen verdere bespreking.
Het hof is, op grond van al het voorgaande, van oordeel dat de verdachte een bijdrage heeft geleverd aan de gekwalificeerde diefstal en de afpersing. De verdachte was op de hoogte van het plan tot beroving. Hij is met de medeverdachten meegelopen en is op de uitkijk gaan staan. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen hiervan, zoals subsidiair ten laste gelegd.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
[medeverdachte 1] en [bedrijf] op 11 oktober 2015 te Amsterdam, aan het [locatie] , tezamen en in vereniging, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, hebben weggenomen een horloge, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat [bedrijf] voornoemde [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist tegen zijn gezicht heeft geslagen, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te gaan staan,
en
[medeverdachte 1] en [bedrijf] op 11 oktober 2015 te Amsterdam, aan het [locatie] , tezamen en in vereniging, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld [slachtoffer] hebben gedwongen tot de afgifte van een jas en een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] , welk geweld hierin bestond dat [bedrijf] voornoemde [slachtoffer] met kracht met gebalde vuist tegen zijn gezicht heeft geslagen, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te gaan staan.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015226531-1 van 11 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pagina’s 01-03.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 11
oktober 2015 tegenover verbalisant afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Op 11 oktober 2015 had ik met Satter (
het hof begrijpt hier en verder: de medeverdachte [medeverdachte 1]) afgesproken. Satter werd gebeld op zijn mobiele telefoon en ik hoorde hem zeggen dat we onderweg waren. Ik vond dat op dat moment best raar want we hadden met z’n tweeën afgesproken. Op het moment dat wij het stadspark [locatie] (
het hof begrijpt: te Amsterdam) inliepen, zag ik een andere jongen op ons af komen lopen, [medeverdachte 3] (
het hof begrijpt hier en verder:
de medeverdachte [medeverdachte 3]). Ik zag dat deze [medeverdachte 3] op het moment dat hij bij ons in beeld kwam, zijn capuchon op deed. Ik zag dat hij op dat moment al samen met nog drie andere jongens was. Ik zag dat alle drie deze jongens op het moment dat ze ons zagen, hun capuchon op deden. Ik hoorde dat dader 2 (
het hof begrijpt uit de context hier en verder: [bedrijf]) tegen mij zei dat ik mijn jas uit moest trekken. Ik zag en voelde dat hij mij met zijn gebalde rechtervuist met grote kracht een klap gaf tegen de linkerzijde van mijn gezicht. Ik voelde daarbij een hevige pijn aan mijn linker wenkbrauw, mijn bovenkaak en onderkaak en aan de linkerzijde van mijn neus. Ik heb snel mijn jas uitgedaan en aan dader 2 gegeven. Daarop zei dader 2 dat ik mijn horloge af moest doen. Hij zei ook tegen mij dat ik mijn portemonnee aan hem moest geven. Ik heb wel mijn horloge afgedaan, dat hij meteen daarop uit mijn handen rukte. Ik heb mijn portefeuille met mijn pasjes naar hem toegegooid, die hij opgevangen heeft. Meteen daarna zijn de jongens weggerend. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een proces-verbaal van 1 juli 2016, opgemaakt door mr. M.E.A. Nijssen, kinderrechter/rechter-commissaris commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 juli
2016 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
[slachtoffer]:
Voordat alles begon had ik al het idee dat de jongens samenwerkten. Satter kreeg
namelijk een telefoontje toen wij onderweg waren en hij zei dat wij die richting zouden
[op]komen. Hij vroeg toen ook: “mag ik je horloge nog eens zien”. Uiteindelijk zei hij
dat wij niet die kant op konden gaan, maar dat wij een andere kant op moesten, richting
het bos. Ik heb die dag vier jongens in de bosjes gezien en ik liep met Satter richting dat
bos.
3.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015226531-17 van 13 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 60-64.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 13
oktober 2015 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van
[verbalisant 3]:
Ik heb via de app tegen hen gezegd: Zo’n vriend van mij heeft een heel duur horloge. Er werd toen gezegd: breng hem naar een plek waar niemand ons ziet. Ik heb Dylan (
het hof begrijpt:
aangever [slachtoffer]) toen naar die plek gebracht. In het gesprek zaten ik, Ali (
het hof begrijpt hier en verder: [medeverdachte 2]), Nicu (
het hof begrijpt hier en verder: [bedrijf]), [medeverdachte 3] en Samuel (
het hof begrijpt hier en verder: de verdachte).
4.
Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015226531-20 van 13 oktober 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina’s 65-67.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de
op 13 oktober 2015 tegenover verbalisanten afgelegde verklaring van Deurys David [medeverdachte 3] :
Vraag: Die WhatsApp groep, hoe is dat gegaan?
De planning was dat ik op de uitkijk ging. Eerst zeiden ze dat ik hem moest slaan, maar toen zei ik dat ik dit niet wilde. Dus toen moest ik op de uitkijk staan.
Vraag: Wat zou er met de spullen gebeuren?
Ze zouden het verkopen en geld geven aan iedereen.
5.
Een proces-verbaal van 1 juli 2016, opgemaakt door mr. M.E.A. Nijssen, kinderrechter/rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 1 juli
2016 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
Deurys David [medeverdachte 3]:
Bij de straatroof waren zes personen. Dat zijn ikzelf, Satter, Samuel, Nicu, Clark en Ali. De rol van Samuel was gewoon ook op de uitkijk staan. Met op de uitkijk staan bedoel ik zeg maar, kijken of er iemand onze richting opkwam. Samuel stond achter het slachtoffer. Ik heb alleen gezien dat Nicu sloeg. De afspraak was om hem bang te maken en dan dat ding te pakken. Daarmee bedoel ik zijn spullen of eigenlijk zijn horloge. Wij hebben dit met z’n allen besproken.
6.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 april 2016.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Er was via de app besproken dat we [slachtoffer] zouden beroven. Via de app hebben we alles besproken. Hoe het precies zou gaan. Ik zat in de app groep. Het groepje was er al voordat het zou gebeuren.
7.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 7 september 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven
:
Ik was op 11 oktober 2015 in het [locatie] te Amsterdam. Ik zat in de WhatsApp groep. Satter kwam aanlopen met [slachtoffer] . Toen koos iedereen een plek; we stonden verspreid. Ik had mijn capuchon op. Iedereen had een masker of capuchon op. Ik stond achter Nicu.
8.
Een proces-verbaal van 15 oktober 2015, opgemaakt door mr. J.P.C. van Dam van Isselt, kinderrechter/rechter-commissaris commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 15
oktober 2015 tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring van
de verdachte:
Het slachtoffer (
het hof begrijpt:
aangever [slachtoffer]) is geslagen tegen zijn hoofd. Zijn spullen zijn afgepakt. Ik ken een paar van die jongens, dat zijn Deurys, Ali en Satter. Ik wist van te voren dat die jongen beroofd zou worden. Satter schreef dat een vriend van hem een Rolex had. Toen iedereen ja zei, zei ik ook ja. U vraagt mij of ik op de uitkijk stond. Ja. U vraagt mij of dat van te voren is afgesproken. Ja. Ik heb alleen op de uitkijk gestaan.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
en
medeplichtigheid aan afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarden behandeling bij Care Express en MST-Nederland (gedurende één jaar) en toezicht en begeleiding door Jeugdbescherming regio Amsterdam (hierna: JBRA).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren werkstraf waarvan 60 uren voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde behandeling door MST-Nederland (gedurende één jaar) en toezicht en begeleiding door JBRA.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is medeplichtig geweest bij het plegen van een straatroof waarbij het slachtoffer werd geslagen en van zijn jas, horloge en portemonnee werd beroofd. Met zijn handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Dit soort delicten tast bovendien het algemeen gevoel van veiligheid in de samenleving aan. Dit is een ernstig feit dat het hof de verdachte aanrekent. Deze gebeurtenis heeft niet alleen letsel veroorzaakt bij het slachtoffer, maar heeft ook een grote impact op hem gehad. Uit de stukken is gebleken dat het slachtoffer na de gebeurtenis last heeft kregen van slaapproblemen en dat hij angstig is geworden, zowel ’s nachts als overdag. Het slachtoffer is bang dat hij de daders op straat of op school tegenkomt en voelt zich op straat onveilig en onrustig.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 31 augustus 2017 is hij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld. Het hof merkt de verdachte daarom aan als
first offender.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van de volgende over de verdachte uitgebrachte rapporten, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden zijn opgemaakt:
  • een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) opgemaakt op 6 april 2017;
  • een rapport van JBRA van 7 april 2016;
  • een verslag intelligentie onderzoek van Care Express van 30 augustus 2016.
Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de Raad in de persoon van A.R. Azimi geadviseerd om aan de verdachte, in het geval dat het hof tot een bewezenverklaring komt, een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden het meewerken aan systeemgerichte behandeling (MST) met daarbij toezicht en begeleiding door JBRA. De eerder geadviseerde behandeling bij Care Express behoeft naar het oordeel van de Raad niet langer als bijzondere voorwaarde te worden opgelegd.
Het hof constateert met de raadsman en de advocaat-generaal dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in eerste aanleg met ruim twee maanden is overschreden. Deze overschrijding is naar het oordeel van het hof echter voldoende gecompenseerd door de voortvarende behandeling in hoger beroep, zodat hieraan geen consequenties zullen worden verbonden.
Bij de bepaling van de straf heeft het hof acht geslagen op de oriëntatiepunten van straftoemeting en de LOVS afspraken jeugd. Daarbij geldt als uitgangspunt voor een straatroof door een
first offender‘vanaf 60 uur taakstraf’. Er zijn diverse strafverzwarende omstandigheden van toepassing, die in beginsel telkens tot een verhoging met 60 uur taakstraf leiden. Het gaat daarbij om de volgende omstandigheden:
  • fysiek geweld (de vuistslag)
  • letsel (zoals blijkt uit de letselverklaring)
  • georganiseerd karakter van de groep (te weten de planning en taakverdeling in de WhatsApp gesprekken vooraf)
  • kwetsbaarheid van het slachtoffer (te weten de jeugdige leeftijd van het slachtoffer).
In het voordeel van de verdachte weegt het hof mee dat hij een beperkte, medeplichtige rol had. Ook lijkt de verdachte het kwalijke van zijn handelen in te zien en enigszins te beseffen wat voor impact de straatroof op het slachtoffer heeft gehad.
Dat het hof, anders dan de rechtbank, het gebruik van het mes tijdens de straatroof niet aan de verdachte toerekent, leidt niet tot een lagere straf, gezien de ernst van het bewezenverklaarde en gelet op voornoemde oriëntatiepunten van straftoemeting en de LOVS afspraken jeugd.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde deels voorwaardelijke taakstraf passend en geboden. Het hof legt daarbij de bijzondere voorwaarden op zoals door de Raad geadviseerd en ter terechtzitting in hoger beroep besproken.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke werkstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.214,30, bestaande uit € 314,30 materiële schade en € 900,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 664,30. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De raadsman heeft betoogd dat de immateriële schade niet geheel dient te worden toegewezen, nu deze schade met name het gevolg is geweest van het gebruik van het mes, hetgeen niet aan de verdachte kan worden toegerekend.
Het hof overweegt als volgt. Uit de toelichting van de benadeelde partij op de vordering blijkt dat niet het dreigen dan wel de stekende beweging met het mes, maar de straatroof op zichzelf en de gegeven vuistslag de immateriële schade hebben veroorzaakt. Er is geen reden om (een deel van) de immateriële schade niet toe te wijzen. De omstandigheid dat de rol van de verdachte beperkt is gebleven tot medeplichtigheid, tast het causale verband tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de geleden schade niet aan. Niet alleen medeplegers maar ook medeplichtigen zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de veroorzaakte schade. De volledige vordering zal daarom worden toegewezen.
Het hof zal aan de kleinere, medeplichtige rol van de verdachte wel uiting geven door voor een lager bedrag de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, in die zin dat deze slechts voor het materiële deel en de helft van het immateriële deel van de schade wordt opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 36f, 48, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
50 (vijftig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij Jeugdbescherming Regio Amsterdam, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende 1 (één) jaar onder behandeling zal (blijven) stellen van MST-Nederland op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven.
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.214,30 (duizend tweehonderdveertien euro en dertig cent) bestaande uit € 314,30 (driehonderdveertien euro en dertig cent) materiële schade en € 900,00 (negenhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de een of meer anderen daarvan in zoverre zullen zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 764,30 (zevenhonderdvierenzestig euro en dertig cent) bestaande uit € 314,30 (driehonderdveertien euro en dertig cent) materiële schade en € 450,00 (vierhonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededaders van de verdachte voormeld bedrag hebben betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.M. Degenaar, mr. A.M. Kengen en mr. N.R.A. Meerbeek, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 september 2017.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]
.