Uitspraak
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Vonnis waarvan beroep
Aanvulling bewijsmiddelen
- ‘Plaats delict: [adres 2], Amsterdam.’
- Na de zin ‘Ik bevond mij midden in de tram in het conducteurshokje.’ wordt de volgende zin ingevoegd: ‘De tram stopte bij tramhalte Elandsgracht.’.
Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren
Het hof stelt op grond van het proces-verbaal van aanhouding [1] vast dat de verbalisanten te horen kregen dat de man die de conducteur had geslagen was weggelopen vanaf de tram bij halte Elandsgracht in de richting van ‘de Q-park’. Daarbij kregen zij een signalement van de dader mee. De verbalisanten zien vervolgens bij ‘het stoelenproject’ (het hof begrijpt: vlakbij de Q-park) een man zitten, die voldeed aan het signalement. Op dat moment is de verdachte staande gehouden. Op grond van die omstandigheden is het hof van oordeel dat op het moment van staandehouding een redelijk vermoeden van schuld bestond jegens de verdachte. De stelling van de raadsman dat de verdachte niet geheel voldoet aan het signalement, doet daar niet aan af. Het hof verwerpt het verweer.
Oplegging van straf
Vordering tenuitvoerlegging
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
€ 421,00 (vierhonderdeenentwintig euro) bestaande uit € 169,00 (honderdnegenenzestig euro) materiële schade en € 252,00 (tweehonderdtweeënvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 421,00 (vierhonderdeenentwintig euro) bestaande uit € 169,00 (honderdnegenenzestig euro) materiële schade en € 252,00 (tweehonderdtweeënvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
2 (twee) weken.