ECLI:NL:GHAMS:2017:4628

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juni 2017
Publicatiedatum
13 november 2017
Zaaknummer
13/741083-16 (A) en 13/650571-15 (B)
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek voor bijwonen begrafenis grootmoeder

In deze zaak heeft de verdachte, die in voorlopige hechtenis verkeert, verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis om de begrafenis van zijn grootmoeder bij te wonen. De grootmoeder van de verzoeker is op 7 juni 2016 overleden, en de verzoeker heeft een sterke emotionele band met haar. Hij heeft verzocht om schorsing voor de periode van 12 tot en met 14 juni 2017, zodat hij de wake en de begrafenis kan bijwonen. De raadsvrouw heeft aangegeven dat er al een verzoek tot bijwonen van de begrafenis is ingediend bij de directeur van de penitentiaire instelling, maar dat hierop nog geen beslissing is genomen.

Tijdens de behandeling van het verzoek heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie al toestemming heeft gegeven voor het bijwonen van de begrafenis. Het hof heeft in zijn oordeel overwogen dat de verzoeker een persoonlijk belang heeft bij het afscheid nemen van zijn overleden grootmoeder, maar heeft ook het maatschappelijk belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis in overweging genomen. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende redenen zijn om de verdachte voor drie dagen te schorsen en dat het aan de penitentiaire instelling is om te bepalen of en hoe de verdachte begeleid kan worden bij het bijwonen van de begrafenis.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat de verdachte de mogelijkheid heeft om incidenteel verlof aan te vragen bij de directeur van de penitentiaire instelling. De beslissing is genomen in raadkamer op 9 juni 2017.

Uitspraak

13/741083-16 (A) en 13/650571-15 (B)
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop een verzoek strekkende tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

De beoordeling

De standpunten van partijen
De verzoeker heeft verzocht om schorsing van de voorlopige hechtenis voor bepaalde tijd. De verzoeker en zijn raadsvrouw hebben aangevoerd dat de oma van verzoeker is overleden op 7 juni 2016, dat verzoeker een zeer hechte band met zijn oma had en dat verzoeker bij het afscheid en de begrafenis op 14 juni 2017 aanwezig wil zijn. Op 12 juni 2017 wil de verzoeker aanwezig zijn bij de wake en het overkomen van familie uit Suriname en op 13 juni 2017 bij het afscheid van de oma van verzoeker. Primair wordt daarom verzocht om een schorsing van de voorlopige hechtenis voor de periode van 12 tot en met 14 juni 2017. Subsidiair wordt verzocht om bijwoning van de begrafenis (begeleid of onbegeleid).
Tijdens de behandeling van het verzoek heeft de raadsvrouw daarnaast meegedeeld dat ze een verzoek tot bijwonen van de begrafenis reeds heeft ingediend bij de directeur van de penitentiaire instelling. Op dat verzoek is echter nog niet beslist. De case manager van de penitentiaire inrichting heeft de raadsvrouw op de ochtend van 9 juni 2017 meegedeeld dat de verdachte mogelijk wordt toegestaan om op 12 of 13 juni 2017 enkele minuten afscheid te nemen van zijn oma, maar dat hij geen toestemming zou krijgen om de begrafenis bij te wonen.
De advocaat-generaal heeft meegedeeld dat haar is gebleken dat het openbaar ministerie reeds toestemming heeft gegeven voor het bijwonen van de begrafenis. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiaire verzoek, het bijwonen van de begrafenis onder begeleiding, dient te worden toegewezen.
Het oordeel van het hof
Vooropgesteld is het hof van oordeel dat de verzoeker een persoonlijk belang heeft bij het afscheid nemen van zijn overleden oma.
Met betrekking tot het primaire verzoek ziet het hof geen reden om de verdachte drie dagen te schorsen uit de voorlopige hechtenis. Het hof ziet onvoldoende aanleiding om het persoonlijk belang van de verdachte zwaarder te laten wegen dan het maatschappelijk belang bij voortduring van de voorlopige hechtenis. Daarbij heeft het hof acht geslagen op het vonnis in eerste aanleg waarvan beroep en op de mogelijkheid om bij de directeur van de penitentiaire instelling te verzoeken om incidenteel verlof voor het bijwonen van de begrafenis en op dit verzoek nog niet definitief is beslist.
Met betrekking tot het subsidiaire verzoek verwijst het hof naar het bovenstaande. Het hof is van oordeel dat het aan de penitentiaire instelling is om een inschatting te maken over een passende begeleiding. Hier past in onderhavige situatie naar het oordeel van het hof een schorsing niet bij.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verzoeker.
Deze beschikking is gegeven op 9 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.H.C. van Ginhoven, voorzitter,
mrs. M. Iedema en S. Bek , raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker als griffier.
Mr. S. Bek is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.