ECLI:NL:GHAMS:2017:4628
Gerechtshof Amsterdam
Afwijzing schorsingsverzoek voor bijwonen begrafenis grootmoeder
In deze zaak heeft de verdachte, die in voorlopige hechtenis verkeert, verzocht om schorsing van zijn voorlopige hechtenis om de begrafenis van zijn grootmoeder bij te wonen. De grootmoeder van de verzoeker is op 7 juni 2016 overleden, en de verzoeker heeft een sterke emotionele band met haar. Hij heeft verzocht om schorsing voor de periode van 12 tot en met 14 juni 2017, zodat hij de wake en de begrafenis kan bijwonen. De raadsvrouw heeft aangegeven dat er al een verzoek tot bijwonen van de begrafenis is ingediend bij de directeur van de penitentiaire instelling, maar dat hierop nog geen beslissing is genomen.
Tijdens de behandeling van het verzoek heeft de advocaat-generaal aangegeven dat het openbaar ministerie al toestemming heeft gegeven voor het bijwonen van de begrafenis. Het hof heeft in zijn oordeel overwogen dat de verzoeker een persoonlijk belang heeft bij het afscheid nemen van zijn overleden grootmoeder, maar heeft ook het maatschappelijk belang van de voortduring van de voorlopige hechtenis in overweging genomen. Het hof heeft geconcludeerd dat er onvoldoende redenen zijn om de verdachte voor drie dagen te schorsen en dat het aan de penitentiaire instelling is om te bepalen of en hoe de verdachte begeleid kan worden bij het bijwonen van de begrafenis.
Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat de verdachte de mogelijkheid heeft om incidenteel verlof aan te vragen bij de directeur van de penitentiaire instelling. De beslissing is genomen in raadkamer op 9 juni 2017.