In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 november 2017 uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 24 mei 2017. De verzoekster, de vrouw, heeft in hoger beroep verzocht om schorsing van de beschikking die een opbouw van de zorgregeling tussen haar en de man, de verweerder, bepaalde. De vrouw stelt dat er na de bestreden beschikking nieuwe feiten zijn opgetreden die rechtvaardigen dat van de beslissing dient te worden afgeweken. De man en de GI (Jeugd- en Gezinsbeschermers) hebben het verzoek van de vrouw afgewezen.
Het hof heeft vastgesteld dat de GI als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat de schorsing van de beschikking alleen kan worden bevolen indien de executant, in dit geval de man, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging. Het hof heeft geoordeeld dat de opbouw van de zorgregeling niet in het belang van de kinderen is, omdat de GI de noodzakelijke stappen heeft overgeslagen. De vrouw heeft aangevoerd dat de belangen van de kinderen en haar eigen belangen zwaarder wegen dan die van de man. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zodat de huidige zorgregeling van drie uur op woensdagmiddag blijft gelden totdat er in de hoofdzaak is beslist.