2.1.Na verwijzing dient van het volgende te worden uitgegaan:
( i) RVS Schadeverzekering N.V. (hierna: RVS) heeft naar aanleiding van een schadeclaim van [appellante] van 31 oktober 1999 een onderzoek laten instellen door Areto B.V. (hierna: Areto).
(ii) Bij brief van 6 juni 2001 heeft RVS aan [appellante] medegedeeld de schadeclaim niet te honoreren en de wegens het onderzoek door Areto gemaakte kosten van [appellante] te zullen terugvorderen. In deze brief heeft RVS zich onder meer beroepen op art. 16 onder b van de polisvoorwaarden, inhoudende dat aan de verzekering geen rechten kunnen worden ontleend indien verzekerde in geval van schade tegen beter weten in een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven.
(iii) Bij brief van 8 juni 2001 heeft RVS aan [appellante] medegedeeld de toen lopende aansprakelijkheidsverzekering particulieren, inboedelverzekering en woonhuisverzekering te beëindigen per uiterlijk 6 augustus 2001.
(iv) [appellante] heeft via zelfstandig tussenpersoon [X] , handelend onder de naam [X] Financieel adviesbureau, per 6 augustus 2001 bij Aegon een opstal-, inboedel en aansprakelijkheidsverzekering gesloten.
( v) [appellante] heeft met het oog op deze verzekering een aanvraagformulier moeten invullen, waarin onder het kopje “Overige mededelingen” onder andere de volgende algemene vraag was opgenomen (hierna: de slotvraag):
“zijn er feiten te melden omtrent een eventueel strafrechtelijk verleden van u of van een andere belanghebbende bij een van deze verzekeringen, die in de laatste 8 jaren zijn voorgevallen, of andere feiten ten aanzien van zowel het te verzekeren risico als de belanghebbenden bij een van deze verzekeringen, die voor het beoordelen van de aanvraag van belang kunnen zijn? Zo ja, gaarne hier toelichten:”
De ruimte voor opmerkingen bij deze vraag heeft [appellante] opengelaten.
(vi) Op 16 april 2010 is in een [appellante] toebehorend houten chalet, dat naast haar woning stond, brand uitgebroken. Het chalet en de daarin aanwezige inboedel zijn door de brand verloren gegaan.
(vii) Bij brief van 7 juli 2010 heeft Aegon aan [appellante] het volgende medegedeeld:
Inmiddels hebben wij het onderzoeksrapport van I-Tek ontvangen. Uit dit rapport blijkt onder meer dat uw vorige verzekeraar RVS Schadeverzekering N.V., op 6 augustus 2001 uw verzekeringen heeft opgezegd in verband met een frauduleuze claim. (…) U heeft op het aanvraagformulier geen melding gemaakt van de opzegging door RVS in verband met een frauduleuze claim. U had redelijkerwijs kunnen weten dat dit gegeven voor ons van belang was om het aangeboden risico te kunnen beoordelen. Zeker gezien de korte periode tussen het royement van RVS en de nieuwe aanvraag bij onze gevolmachtigde. U wist door de opzegging van RVS immers dat een frauduleuze claim voor een verzekeraar aanleiding is om de verzekeringsovereenkomst te beëindigen. U had hier ook uit kunnen concluderen dat een verzekeringsovereenkomst met een frauderende klant voor een verzekeraar een onacceptabel risico is.
Als u het aanvraagformulier naar waarheid had ingevuld had Florius uw aanvraag in 2001 niet geaccepteerd. In dat geval was de verzekering ook niet van kracht geweest ten tijde van de brand. Wij kunnen de brandschade van 16 april 2010 dan ook niet vergoeden.”
In deze brief van 7 juli 2010 wordt voorts melding ervan gemaakt dat Aegon de persoonsgegevens van [appellante] heeft opgenomen in het incidentenregister en haar interne verwijzingsregister en deze heeft aangemeld voor registratie in het externe verwijzingsregister voor financiële instellingen van de Stichting CIS en het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude van het Verbond van Verzekeraars.
(viii) Bij brief van 15 juli 2010 is namens Aegon de polis “per ingangsdatum” beëindigd. Tevens heeft Aegon aanspraak gemaakt op terugbetaling van alle in de periode 2001 tot 2010 door haar aan [appellante] uitgekeerde schadebedragen (€ 15.562,76), alsmede op vergoeding van door Aegon gemaakte expertisekosten (€ 4.384,64).