ECLI:NL:GHAMS:2017:4561

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
23-004519-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake mishandeling en vernieling van autobanden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 december 2016 was gewezen. De verdachte was aangeklaagd voor mishandeling en vernieling van de banden van een auto, beide gepleegd op 15 mei 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de mishandeling van het slachtoffer door het geven van een kopstoot en het opzettelijk vernielen van de banden van de auto van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 juni 2017 heeft de verdachte verklaard dat zij zich verdedigde tegen de aangever, die haar op de grond had geduwd. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verdachte niet ongeloofwaardig was en dat er onvoldoende bewijs was om de mishandeling te bevestigen, waardoor de verdachte voor dit feit werd vrijgesproken. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte de banden van de auto had vernield. De verdachte werd strafbaar geacht voor dit feit, maar het hof hield rekening met haar persoonlijke omstandigheden, waaronder psychiatrische klachten. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren en 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004519-16
datum uitspraak: 22 juni 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-180909-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 15 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het (met kracht) geven van een kopstoot in/tegen het gezicht/hoofd, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer];
2.
zij op of omstreeks 15 mei 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk (een of meer band(en) van) een (personen)auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 1

De verdachte heeft verklaard dat zij tijdens een ruzie met de aangever door hem op de grond is geduwd waarna hij op haar is gaan zitten. Hierbij hield de aangever haar in bedwang en had zij geen andere mogelijkheid zich te verdedigen dan door de aangever een kopstoot te geven.
Het hof is van oordeel dat de verklaring van de verdachte over de confrontatie met de aangever en zijn echtgenote niet als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. De aangever is niet nader door de politie bevraagd over de verklaring van de verdachte en zijn echtgenote is na het opnemen van een korte verklaring ter plekke in het geheel niet meer gehoord. Andere getuigen van het voorval ontbreken. Bij die stand van zaken neemt het hof de verklaring van de verdachte tot uitgangspunt en acht het noodweer aannemelijk geworden, zodat de verdachte van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 15 mei 2015 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk banden van een personenauto toebehorende aan [slachtoffer] heeft vernield.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Anders dan de raadsman ziet het hof in de gegevens die over de verdachte bekend zijn geen concreet aanknopingspunt om haar geheel ontoerekeningsvatbaar te achten ten aanzien van het bewezenverklaarde feit. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot 60 uren taakstraf, subsidiair 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk en met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de politierechter opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft de banden van de auto van een man met wiens handelen zij het kennelijk niet eens was lek gestoken. Hierdoor heeft zij hem schade toegebracht en overlast bezorgd. Zij heeft door zo te handelen geen respect getoond voor het eigendom van een ander.
In strafmatigende zin slaat het hof acht op het volgende.
Uit een de verdachte betreffend GGZ-bericht van 4 april 2017 en de verklaring ter terechtzitting in hoger beroep van psychiatrisch verpleegkundige [naam] leidt het hof af dat de verdachte mogelijk reeds tijdens het bewezenverklaarde feit psychiatrische klachten ontwikkelde.
Op dit moment werkt zij zeer gemotiveerd mee aan behandeling daarvan. De verdachte heeft te kennen gegeven spijt te hebben van haar handelen. Zij gaat weer in goede harmonie om met de aangever.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
In het voorgaande ligt besloten dat gelet op de ernst van het feit niet, als en voor zover bepleit door de raadsman, kan worden volstaan met een lagere straf dan de hieronder bedoelde dan wel met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Evenmin zal het hof de vordering van de advocaat-generaal volgen en, mede gelet op de omstandigheid dat het hof de verdachte vrijspreekt van het onder 1 tenlastegelegde, een lager aantal uren taakstraf dan gevorderd opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.R.A. Meerbeek, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 juni 2017.