beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.218.209/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 oktober 2017
[A],
wonende te [....] ,
VERZOEKER,
advocaat:
mr. J. Maliepaard, kantoorhoudende te Bleiswijk,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUISARTSENPRAKTIJK DE LA REY B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER,
niet verschenen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. P.R.L.V.M. Kruik,kantoorhoudende te Den Haag.
1.
Het verloop van het geding
1.1 Verzoeker, verweerster en belanghebbende worden hierna respectievelijk aangeduid met [A] , Huisartsenpraktijk De la Rey en [B] . [C] zal worden aangeduid met [C] .
1.2 [A] heeft bij op 21 juni 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey. Daarbij heeft hij tevens verzocht bij wijze van onmiddellijke voorziening voor de duur van het geding [B] te schorsen als bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey.
1.3 [B] heeft bij op 10 augustus 2017 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift met producties de Ondernemingskamer primair verzocht [A] niet ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek dan wel dit verzoek af te wijzen, met veroordeling van [A] in de kosten van het geding en subsidiair, voor het geval de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Huisartsenpraktijk De la Rey beveelt, dit onderzoek op kosten van [A] te doen plaatsvinden en voorts voor de duur van het geding een tiental onmiddellijke voorzieningen te treffen, kort gezegd, strekkende tot betaling door Huisartsenpraktijk De la Rey aan [C] van een voorschot op het achterstallige salaris en de achterstallige huur, hervatting van de betalingen van het maandelijkse salaris en de maandelijkse huur aan [C] , het verlenen van toegang van [B] tot de volledige administratie van de praktijk en tot het verlenen van toegang van [C] in persoon tot de praktijkruimte, voorts tot schorsing van [A] in zijn hoedanigheid van – vermeend – statutair bestuurder en van werknemer en tot het gelasten van terugvordering van de aandelen van [A] , een en ander (met uitzondering van de voorschotbetalingen) op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [A] in de kosten van het geding, waaronder de onderzoekskosten, en het salaris van de advocaat.
1.4 Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 31 augustus 2017. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartij gezonden nadere producties. De aan de pleitnota van mr. Kruik gehechte producties zijn door de Ondernemingskamer geweigerd. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1[C] is huisarts van beroep en oefende tot 28 juni 2016 zijn praktijk uit in de vorm van een eenmanszaak. In 2010 heeft hij, samen met apotheker [D] (hierna: [D] ), het pand aan de De la Reyweg 168 in Den Haag gekocht, waarin hij zijn praktijk heeft gevestigd (hierna ook: het praktijkpand).
2.2[A] is vanaf 1 oktober 2011 op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaam in de praktijk van [C] als praktijkmanager.
2.3Op 11 juni 2013 heeft [C] [B] opgericht. [C] is bestuurder en enig aandeelhouder van [B] .
2.4Huisartsenpraktijk De la Rey is op 28 juni 2016 opgericht door [B] . De eenmanszaak is in de vennootschap ingebracht. [B] was aanvankelijk enig aandeelhouder en enig bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey
2.5Op een op 11 augustus 2016 gedateerd inschrijvingsformulier voor de Kamer van Koophandel dat ertoe diende om [A] als mede-bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey te doen inschrijven, staat een handtekening onder de naam [C] . Op 22 augustus 2016 is [A] – ingaande 1 juli 2016 – naast [B] als zelfstandig bevoegd bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey bij de Kamer van Koophandel geregistreerd.
2.6Bij overeenkomst van 31 oktober 2016 heeft [B] 50% van de aandelen in de Huisartsenpraktijk verkocht aan [A] tegen een koopprijs van € 350.000. In de overeenkomst staat dat de koopprijs tot een bedrag van € 200.000 wordt verrekend met eerdere inbreng van [A] en dat het restant van € 150.000 zal worden voldaan door middel van verrekening met een deel van de winstdeling die aan [A] zal toekomen. Volgens de koopovereenkomst worden de aandelen geacht te zijn overgegaan op 1 augustus 2016 en worden de baten en kosten vanaf die datum in gelijke delen aan de aandeelhouders toegerekend.
2.7Op 10 november 2016 heeft [C] , mede namens [B] , een volmacht ondertekend, waarbij aan de notaris volmacht werd verstrekt om namens hen te verschijnen voor een akte uitgifte van aandelen in Huisartsenpraktijk De la Rey en om namens hen een besluit buiten vergadering tot (onder meer) wijziging van de statuten van de Huisartsenpraktijk De la Rey te ondertekenen.
2.8Bij een op 17 november 2016 – op basis van een met voormelde volmacht genomen aandeelhoudersbesluit buiten vergadering – verleden notariële akte zijn de statuten van Huisartsenpraktijk De la Rey gewijzigd.
2.9Eveneens op 17 november 2016 is een notariële akte van uitgifte van aandelen van Huisartsenpraktijk De la Rey verleden, strekkende tot uitgifte van (100) aandelen aan [A] en (10) aan [E] (hierna: [E] ), een in de huisartsenpraktijk werkzame arts. Daarvan uitgaande, is de verdeling van het aandelenbezit in het geplaatste kapitaal van Huisartsenpraktijk De la Rey (afgerond) als volgt. [B] houdt 47,6% van de aandelen, [A] houdt eveneens 47,6% en [E] houdt 4,8% van de aandelen.
2.1In november/december 2016 heeft [C] zijn werkzaamheden als huisarts tijdelijk neergelegd in verband met verslavingsproblematiek.
2.11Op 21 november 2016 hebben [A] en [D] (namens [F] – welke vennootschap met betrekking tot het praktijkpand kennelijk rechtsopvolger is van [D] –, hierna: [F] ) een koopovereenkomst getekend waarbij [F] de onverdeelde helft van het praktijkpand aan [A] verkoopt voor een bedrag van € 250.000. Voor het bedrag van de koopsom zijn partijen een overeenkomst van geldlening aangegaan.
2.12Op 14 december 2016 heeft [A] tegen de vader van [C] aangifte van bedreiging gedaan, die, zo staat in de aangifte, plaats zou hebben gevonden in het praktijkpand. In de aangifte staat tevens dat de vader van [C] regelmatig in het pand aanwezig is.
2.13Bij e-mail van 25 januari 2017 heeft [A] [C] onder meer bevestigd dat hij bereid is zijn aandelen van de hand te doen en laten weten dat een absolute voorwaarde voor hem is dat hij, zo lang hij in de praktijk werkzaam is, geen bezoek van familie van [C] in de praktijk krijgt, dat er voor [C] geen sprake kan zijn van werk voordat zijn persoonlijke problemen zijn opgelost en dat het uitgavenpatroon van [C] onverantwoordelijk is. Bij e-mail van 3 februari 2016 heeft [A] – na een incident op 2 februari 2017 in de praktijk waarbij [C] en diens echtgenote betrokken waren – gelijksoortige mededelingen gedaan en laten weten dat terugkeer van [C] niet mogelijk is zonder instemming van de andere artsen en dat de kwestie anders zal worden voorgelegd aan de inspectie en de preferente zorgverzekeraar en voorts dat de aanwezigheid op de praktijk van [C] , zijn echtgenote en familie zonder nadere order niet gewenst is.
2.14De werkzaamheden van [C] als huisarts worden sinds diens afwezigheid vervuld door [E] en waarnemende artsen.
2.15Op 16 februari 2017 hebben [C] en [D] (namens [F] ) een overeenkomst getekend, die ertoe strekt dat [F] de koopovereenkomst met [A] met betrekking tot het praktijkpand zal ontbinden, waarbij eventuele schade voor haar rekening komt, en dat [C] een koopoptie en een voorkeursrecht van koop krijgt op de aan [F] toebehorende onverdeelde helft van het praktijkpand.
2.16[B] is met ingang van 23 februari 2017 – na opgave daartoe door [A] – bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven als algemeen directeur van de Huisartsenpraktijk De la Rey. Huisartsenpraktijk De la Rey is bij brief van 24 februari 2017 door de Kamer van Koophandel van deze uitschrijving op de hoogte gesteld. [B] heeft tegen deze uitschrijving bezwaar gemaakt.
2.17[A] en [B/C] hebben vanaf februari 2017 vergeefse pogingen gedaan om hun samenwerking binnen Huisartsenpraktijk De la Rey af te wikkelen. Daarbij is onder meer gesproken over het ‘terugdraaien’ van de aandelenuitgifte van 17 november 2016 door middel van overdracht van die aandelen aan [B] , het ongedaan maken van de uitschrijving van [B] als algemeen directeur en het overschrijven door [B] van ongeveer 1.500 Poolse patiënten naar de door (onder meer) [A] op 1 maart 2017 opgerichte [G]
2.18Op 13 maart 2017 heeft [A] de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: de Inspectie) geïnformeerd over de ontstane situatie. In een gesprek op 14 maart 2017 heeft [E] de Inspectie laten weten dat een aanzienlijk deel van het personeel de werkzaamheden voor de praktijk zal staken.
2.19Op 14 maart 2017 heeft [A] [H] (hierna: [H] ) als interim manager aangesteld.
2.2Op 16 maart 2017 heeft [H] de politie ingeschakeld om familieleden van [C] uit het pand te doen verwijderen. De politie heeft toen niet ingegrepen. Op 17 maart 2017 zijn de sloten in het praktijkpand in aanwezigheid van de politie vervangen.
2.21Bij brief van 16 maart 2017 heeft de Inspectie [A] verzocht haar te berichten op welke wijze hij de levering van verantwoorde zorg aan de patiënten kon verzekeren en hoeveel huisartsen en assistenten de komende week beschikbaar waren. [A] heeft bij brief van 17 maart 2017 deze brief beantwoord en onder meer een rooster toegezonden. De Inspectie heeft de ontwikkelingen in Huisartsenpraktijk De la Rey sindsdien gevolgd, in verband met het waarborgen van de continuïteit van de praktijk en de patiëntveiligheid. Tevens is de Inspectie naar aanleiding van meldingen van GGZ en het Openbaar Ministerie een onderzoek gestart naar het medisch handelen van [C] .
2.22Zowel [B] als Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] hebben – bij dagvaardingen van respectievelijk 11 april 2017 en 1 mei 2017 – een kort geding aangespannen. [B] heeft onder meer vrije toegang van [C] tot de praktijk gevorderd en het overdragen van het volledige beheer aan [B] alsmede schorsing van [A] als statutair bestuurder en werknemer. Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] hebben onder meer veroordeling van [B] tot overdracht van haar aandelen gevorderd en schorsing van [B] als bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey voor de duur van de uitkoopprocedure, althans gevorderd een passende voorziening te treffen. Beide zaken zijn behandeld op 4 mei 2017. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 24 mei 2017 in beide kortgedingprocedures uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [B] afgewezen. In door Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] aangespannen procedure heeft de voorzieningenrechter [C] de toegang tot de huisartsenpraktijk ontzegd onder de voorwaarde dat [A] binnen vier weken een verzoek ex artikel 2:345 BW zal indienen bij de Ondernemingskamer en daarbij bepaald dat deze ontzegging zal voortduren totdat de procedure bij de Ondernemingskamer is afgerond dan wel de Ondernemingskamer een voorlopige voorziening treft, waarmee de noodzaak voor de ontzegging komt te vervallen. De voorzieningenrechter heeft in dit vonnis – verkort weergegeven – onder meer overwogen:
(4.2) [C] heeft al enige tijd te kampen met persoonlijke problemen, waarvoor hij een behandeling ondergaat, en is om die reden – naar eigen zeggen – al vanaf november 2016 niet in staat om zijn beroep als huisarts uit te oefenen terwijl niet te verwachten valt dat [C] daartoe op korte termijn wel weer in staat zal zijn;
(4.3) Er moet van worden uitgegaan dat de benoeming van [A] als bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey en de aandelenuitgifte aan hem op rechtsgeldige wijze heeft plaatsgevonden;
(4.4) De samenwerking tussen [B/C] en [A] in Huisartsenpraktijk De la Rey is niet langer vruchtbaar en dient te worden ontvlochten, waarbij een geschikte overnamekandidaat voor de aandelen van [B/C] dan wel die van [A] dient te worden gevonden. Hangende die zoektocht dient de continuïteit van Huisartsenpraktijk De la Rey en de patiëntveiligheid te worden gewaarborgd;
(4.6) Voor de gevorderde overdracht van aandelen op grond van artikel 2:336 BW moet een bodemprocedure aanhangig worden gemaakt;
(4.7) De over en weer ingestelde vorderingen tot schorsing als bestuurder zijn niet toewijsbaar omdat de gegrondheid van de over en weer gemaakte verwijten in het beperkte bestek van de kortgedingprocedure niet kan worden beoordeeld. Het ligt in de rede dat door [A] een verzoek ex artikel 2:345 BW bij de Ondernemingskamer wordt ingediend;
(4.7.1) [A] moet tezamen met de in Huisartsenpraktijk De la Rey werkzame artsen en het overige personeel voldoende in staat worden geacht om de continuïteit van Huisartsenpraktijk De la Rey en de patiëntveiligheid tot het door de Inspectie gewenste niveau te waarborgen. Vanwege de problematiek van [C] , de omstandigheid dat zijn behandeling pas zeer recentelijk is aangevangen en de omstandigheid dat hij desalniettemin patiëntenzorg heeft verleend, is aangewezen om [C] de toegang tot Huisartsenpraktijk De la Rey te ontzeggen, dit onder de voorwaarde dat [A] binnen vier weken een verzoek als bedoeld in artikel 2:345 BW bij de Ondernemingskamer zal indienen.
2.23Zilveren Kruis heeft bij e-mail van 21 april 2017 aan Huisartsenpraktijk De la Rey bericht dat onduidelijkheid bestaat over de vraag aan wie bevrijdend kan worden betaald en nadere informatie gevraagd. Op een op 24 mei 2017 door (de advocaat van) [A] namens Huisartsenpraktijk De la Rey gedaan verzoek om de betalingen, gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van 24 mei 2017, te hervatten op de (enige) op naam van Huisartsenpraktijk De la Rey staande bankrekening is door Zilveren Kruis afwijzend gereageerd.
2.24Calculus Software B.V., een voor Huisartsenpraktijk De la Rey werkzame declaratieservice (hierna: Calculus), heeft bij e-mail van 9 mei 2017 aan Huisartsenpraktijk De la Rey bericht dat zij haar werkzaamheden opschort in verband met onduidelijkheid over de vraag wie bevoegd is om Huisartsenpraktijk De la Rey te vertegenwoordigen. Op een door (de advocaat van) [A] namens Huisartsenpraktijk De la Rey gedaan verzoek om de declaratieservice, gelet op het vonnis van de voorzieningenrechter van 24 mei 2017, te hervatten, is door Calculus bij e-mail van 26 mei 2017 afwijzend gereageerd.
2.25Bij brief van 24 mei 2017 heeft (de advocaat van) [A] namens Huisartsenpraktijk De la Rey ABN AMRO Bank N.V. (hierna: ABN AMRO) verzocht om een op naam van de eenmanszaak van [C] staande rekening, waarvan volgens hem het saldo toekomt aan Huisartsenpraktijk De la Rey te deblokkeren. ABN AMRO heeft hierop bij e-mail van 1 juni 2017 onder meer geantwoord dat de rekening geblokkeerd blijft totdat er een duidelijke en finale uitspraak van de Ondernemingskamer is en dat zij gezien de complexiteit van de zaak verzoekt betalingsopdrachten van de geblokkeerde rekening met een gezamenlijke handtekening ( [C] en [A] ) te verzenden.
2.26Op 7 juni 2017 heeft de kamer van koophandel het beroep van [B] tegen haar uitschrijving als bestuurder (zie 2.16) gegrond verklaard en [B] weer als bestuurder van Huisartsenpraktijk De la Rey ingeschreven.
2.27Bij dagvaarding van 13 juni 2017 hebben Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] een tweede kort geding aanhangig gemaakt. Daarin vorderen zij onder meer veroordeling van [B] tot medewerking aan het doen overmaken door Zilveren Kruis en ABN AMRO van de aan Huisartsenpraktijk De la Rey toekomende gelden en tot medewerking aan het hervatten van de verwerking van declaraties door Calculus. [B] heeft in reconventie onder meer wederom toegang tot Huisartsenpraktijk De la Rey gevorderd. Bij vonnis van 7 juli 2017 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag de vorderingen van Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] toegewezen – met bepaling dat bij gebrek aan medewerking het vonnis in de plaats treedt van de te verrichten rechtshandelingen – en de vorderingen van [B] in reconventie afgewezen.
2.28In een derde kort geding heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag op vordering van Huisartsenpraktijk De la Rey en [A] bij vonnis van 16 augustus 2017 [C] in persoon veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan overmaking van gelden op de ABN AMRO rekening van Huisartsenpraktijk De la Rey respectievelijk aan wijziging tenaamstelling van de rekening van de eenmanszaak bij ABN AMRO, met bepaling dat bij gebrek aan medewerking het vonnis in de plaats treedt van de te verrichten rechtshandelingen. Door [C] ingestelde vorderingen in reconventie (naast toegang tot Huisartsenpraktijk De la Rey en tot IT-systemen en bankrekeningen tevens strekkende tot betaling van € 100.000 terzake voorschot op achterstallig salaris en € 50.000 terzake voorschot op achterstallige huur en tot maandelijkse betaling van bedragen van respectievelijk € 10.000 netto en € 5.000 aan salaris en huur), zijn (wederom) afgewezen.