ECLI:NL:GHAMS:2017:4479

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2017
Publicatiedatum
3 november 2017
Zaaknummer
23-000019-12
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2017 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door een veroordeelde tegen de kennisgeving van de tenuitvoerlegging van vervangende jeugddetentie. Het bezwaarschrift was ingediend op 28 maart 2017 en richtte zich tegen een besluit van het openbaar ministerie van 16 maart 2017, waarin de vervangende jeugddetentie voor de duur van 87 dagen werd bevolen. De veroordeelde was niet verschenen tijdens de zittingen, en zijn raadsvrouw pleitte voor gegrondverklaring van het bezwaarschrift, zodat de veroordeelde alsnog de werkstraf zou kunnen verrichten. Subsidiair werd verzocht om gedeeltelijke gegrondverklaring.

Het hof heeft de eindrapportage van de Raad voor de Kinderbescherming van 22 februari 2017 in overweging genomen, waaruit bleek dat de veroordeelde herhaaldelijk niet op afspraken was verschenen en niet had meegewerkt aan de uitvoering van de werkstraf. Ondanks de coulant opstelling van de Raad, die de veroordeelde meerdere kansen had geboden, heeft hij deze kansen niet benut. Het hof concludeert dat de mislukking van de werkstraf aan de veroordeelde zelf is toe te rekenen.

Uiteindelijk heeft het hof het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van het openbaar ministerie om de vervangende jeugddetentie ten uitvoer te leggen werd bevestigd. De beschikking is uitgesproken in de openbare terechtzitting van het hof, waarbij mr. J.H. de Graaf niet in staat was om de beschikking te ondertekenen.

Uitspraak

Rekestnummer: 000513-17
Parketnummer: 23-000019-12
Beschikking op het bezwaarschrift krachtens artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht van:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1996,
adres: [adres].

Inhoud van het bezwaarschrift

Het bezwaarschrift, ingekomen op 28 maart 2017 ter griffie van dit hof, richt zich tegen de kennisgeving tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie van 16 maart 2017 van het openbaar ministerie.

Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer, waaronder de eindrapportage taakstraf van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 22 februari 2017. Op 19 april 2017 heeft het hof de behandeling van het bezwaarschrift aangehouden, nu de veroordeelde in het ziekenhuis lag en van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wenste te maken. Tijdens de behandeling van het bezwaarschift op 18 mei 2017 heeft het hof de advocaat-generaal, de raadsvrouw van de veroordeelde en de heer G. Bezemer als vertegenwoordiger van de Raad ter terechtzitting gehoord. De veroordeelde is niet verschenen.

Beoordeling van het bezwaar

Het openbaar ministerie heeft naar aanleiding van de eindrapportage taakstraf van de Raad van 22 februari 2017 de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie voor de duur van 87 dagen bevolen en hiervan op 16 maart 2017 aan de veroordeelde kennis gegeven.
Het bezwaarschrift tegen het bevel tot tenuitvoerlegging is tijdig, te weten op 28 maart 2017, ter griffie van het hof ingekomen.
De raadsvrouw van de veroordeelde heeft primair bepleit dat het hof het bezwaarschrift gegrond zal verklaren en zal bepalen dat de veroordeelde de werkstraf alsnog mag verrichten. Subsidiair heeft zij bepleit dat het hof het bezwaarschrift gedeeltelijk gegrond zal verklaren en zal bepalen dat slechts een deel van de vervangende jeugddetentie ten uitvoer zal worden gelegd en de veroordeelde in staat zal worden gesteld om het resterende deel van de werkstraf te verrichten.
De advocaat-generaal heeft tot het ongegrond verklaren van het bezwaarschrift geconcludeerd.
Het hof overweegt als volgt.
Het is de veroordeelde zelf toe te rekenen dat zijn werkstraf is mislukt, nu hij – zoals blijkt uit de eindrapportage taakstraf van de Raad van 22 februari 2017 – herhaaldelijk zonder afmelding niet op gesprekken is verschenen, niet bereikbaar is geweest voor de Raad, herhaaldelijk niet heeft gereageerd op verzoeken contact met de Raad op te nemen en zich in het algemeen niet aan afspraken met de Raad heeft gehouden.
De Raad heeft zich coulant opgesteld en heeft de veroordeelde, ondanks zijn weinig meewerkende houding, meerdere malen tijd en gelegenheid geboden om de werkstraf naar behoren uit te voeren, hetgeen hij desondanks niet heeft gedaan. Zelfs ter terechtzitting van 19 april 2017 stelde de vertegenwoordiger van de Raad zich nog coulant op richting de (afwezige) veroordeelde, in een ultieme poging hem de kans te bieden zijn werkstraf alsnog uit te voeren. Door ter terechtzitting van 18 mei 2017 wederom – en ditmaal zonder enige opgaaf van reden – niet te verschijnen, heeft de veroordeelde ook deze laatste mogelijkheid tot een herkansing verspeeld.
Het hof zal het bezwaarschrift ongegrond verklaren.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het bezwaarschrift ongegrond.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.H. de Graaf, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 juni 2017.
Mr. J.H. de Graaf is buiten staat deze beschikking te ondertekenen.