In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 6 februari 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van verduistering in dienstbetrekking, gepleegd in de periode van 29 mei 2016 tot en met 2 juni 2016. De tenlastelegging betrof het opzettelijk zich wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen en goederen die toebehoorden aan winkelbedrijf Dirk van de Broek, waar de verdachte als kassamedewerker werkzaam was. Het hof heeft het vonnis van de kinderrechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam dan de kinderrechter. Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 mei 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij altijd zijn eigen personeelsnummer invoerde in de kassa. Het hof achtte de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig, vooral omdat de tenlastelegging betrekking had op meerdere incidenten en de verdachte op heterdaad was betrapt door zijn leidinggevende. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de goederen, die hij had geannuleerd, 'gratis' aan anderen heeft overhandigd, wat leidde tot de conclusie dat hij deze goederen had verduisterd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de verduistering en heeft de straf bepaald op een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met een voorwaardelijk deel van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, en een proeftijd van 1 jaar. De beslissing is genomen op basis van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vermogensdelicten.