ECLI:NL:GHAMS:2017:4468
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- J.L. Bruinsma
- I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen
- H.F. van Kregten
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de voorlopige hechtenis van een verdachte in een strafzaak met ernstige bezwaren
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, die op 11 oktober 2017 een bevel tot gevangenhouding had gegeven voor de verdachte. De verdachte, geboren in 1965 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal.
Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, gebaseerd op tapgesprekken, observaties en aangetroffen goederen. De verdachte heeft ervoor gekozen om geen verklaring af te leggen over de belastende omstandigheden, wat het hof als een belangrijke factor meeneemt in zijn oordeel. Het hof concludeert dat er aanwijzingen zijn voor georganiseerde handel in verdovende middelen in internationaal verband, wat de vrees rechtvaardigt dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in deze activiteiten zal vervallen.
Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat de belangen van de maatschappelijke veiligheid zwaarder wegen dan de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling. Het hof heeft vastgesteld dat er geen medische gronden zijn die de detentieongeschiktheid van de verdachte onderbouwen. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.