ECLI:NL:GHAMS:2017:4468

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
15/871407-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de voorlopige hechtenis van een verdachte in een strafzaak met ernstige bezwaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer, die op 11 oktober 2017 een bevel tot gevangenhouding had gegeven voor de verdachte. De verdachte, geboren in 1965 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Alphen aan den Rijn, had hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank beoordeeld en is van mening dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, gebaseerd op tapgesprekken, observaties en aangetroffen goederen. De verdachte heeft ervoor gekozen om geen verklaring af te leggen over de belastende omstandigheden, wat het hof als een belangrijke factor meeneemt in zijn oordeel. Het hof concludeert dat er aanwijzingen zijn voor georganiseerde handel in verdovende middelen in internationaal verband, wat de vrees rechtvaardigt dat de verdachte bij vrijlating opnieuw in deze activiteiten zal vervallen.

Het verzoek van de verdachte tot schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen, omdat de belangen van de maatschappelijke veiligheid zwaarder wegen dan de belangen van de verdachte bij invrijheidstelling. Het hof heeft vastgesteld dat er geen medische gronden zijn die de detentieongeschiktheid van de verdachte onderbouwen. De beslissing van het hof is om het beroep tegen de beschikking van de rechtbank af te wijzen en het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis te verwerpen.

Uitspraak

15/871407-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring Alphen aan den Rijn te Alphen aan den Rijn,
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 11 oktober 2017, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlemmermeer van 12 oktober 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld tegen voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. C.F. Korvinus.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
In navolging van de rechtbank is het hof van oordeel dat uit de taps, OVC’s en observaties, alsmede de bij de diverse doorzoekingen aangetroffen goederen en geldbedragen voldoende blijkt van betrokkenheid van de verdachte bij alle feiten om hiervoor ernstige bezwaren aan te nemen. Het hof betrekt hierbij mede de omstandigheid dat de verdachte er voor heeft gekozen om ten aanzien van hem op het oog belastende omstandigheden geen verklaring te geven.
De enkele omstandigheid dat de verdachte niet meer in beperkingen verblijft, maakt niet dat de onderzoeksgrond niet langer als dragende grond aanwezig is.
Het dossier bevat aanwijzingen dat er sprake is van georganiseerde handel in verdovende middelen in internationaal verband. In een dergelijk geval is de vrees gerechtvaardigd dat de verdachte bij vrijlating opnieuw zich daarmee bezig zal houden en aldus een gevaar vormt voor de gezondheid of veiligheid van personen. De recidivegrond wordt daarom gehandhaafd.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis geldt dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat het belang dat de verdachte heeft bij zijn invrijheidstelling niet opweegt tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. Niet is gebleken dat de verdachte op medische gronden detentieongeschikt is of dat de medische zorg in het huis van bewaring op dit moment ontoereikend is.
15/871407-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 1 november 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. J.L. Bruinsma, voorzitter,
mrs. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en H.F. van Kregten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.W.M. Lut als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 1 november 2017,
de advocaat-generaal