ECLI:NL:GHAMS:2017:4446
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en omgangsregeling tussen ouders na huiselijk geweld
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over hun minderjarige kind, geboren in 2015. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om het gezamenlijk gezag te handhaven en een zorgregeling vast te stellen. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had verzocht om alleen met het gezag over het kind te worden belast, wat door de rechtbank was toegewezen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij het huiselijk geweld van de man jegens de vrouw en de impact daarvan op het kind zwaar heeft laten meewegen. De man had in het verleden deelgenomen aan een traject voor zelfinzicht, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het gezamenlijk gezag niet langer in het belang van het kind was. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek van de vrouw om alleen met het gezag te worden belast afgewezen. Tevens heeft het hof de behandeling van de zorgregeling pro forma aangehouden tot 18 februari 2018, waarbij partijen in samenwerking met de GI een plan dienden op te stellen voor de omgang tussen de man en het kind. Het hof benadrukte het belang van een band tussen het kind en de man, ondanks de eerdere problemen.