4.5.Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een duurovereenkomst bestond op grond waarvan ABN AMRO opdrachten gaf aan Trimaster om cursussen (GDPs) te verzorgen. Evenmin is in geschil dat ABN AMRO (gelet op artikel 7:408 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek) in beginsel de bevoegdheid had deze overeenkomst te beëindigen. Aan de orde is de stelling van Trimaster dat ABN AMRO deze overeenkomst niet ‘zonder meer en plotseling’ mocht opzeggen. Trimaster heeft hiermee bedoeld, naar de rechtbank begrijpt, dat ABN AMRO de overeenkomst niet mocht opzeggen zonder een redelijke opzegtermijn in acht te nemen, dan wel zonder de schade van Trimaster te vergoeden.
Uit de eisen van de redelijkheid en billijkheid vloeit voort dat opzegging van duurovereenkomsten in beginsel moet geschieden met inachtneming van een redelijke opzegtermijn. Dit geldt in dit geval, gelet op de aard van de samenwerking waarbij ABN AMRO regelmatig terugkerende opdrachten gaf om cursussen te verzorgen, ook indien de samenwerking tussen partijen als overeenkomst van opdracht moet worden aangemerkt. Bij de beantwoording van de vraag of een redelijke opzegtermijn in acht is genomen, moeten de wederzijdse belangen van partijen in het licht van de omstandigheden van het geval worden afgewogen. Daarom zijn ook de aard en het gewicht van de redenen voor de opzegging van belang. Verder zijn onder meer van belang hoe lang en op welke wijze partijen met elkaar hebben samengewerkt en welke investeringen door Trimaster zijn gedaan met het oog op de samenwerking met ABN AMRO.
Ten aanzien van de vraag of ABN AMRO gehouden was om een redelijke opzegtermijn in acht te nemen (en zo ja, welke), overweegt de rechtbank als volgt.
4.5.1.Centraal in het betoog van Trimaster staat het beeld dat zij schetst van de relatie tussen partijen en de verwachtingen die door ABN AMRO in die relatie zouden zijn gewekt. Van dat beeld blijft na de betwisting door ABN AMRO en bestudering van de door partijen overgelegde stukken weinig overeind.
Van de door Trimaster gestelde gewekte verwachtingen blijkt niet uit de door Trimaster overgelegde stukken:
- Wat betreft de door Trimaster overgelegde “minutes” van de bijeenkomst op 9 juli 2004 betwist ABN AMRO dat dit stuk weergeeft wat daadwerkelijk tussen de genoemde personen is besproken. Geen van de betrokkenen van ABN AMRO herkent het verslag of de inhoud daarvan. Met ABN AMRO stelt de rechtbank vast dat uit het stuk niet blijkt dat deze “minutes” een verslag inhouden van hetgeen is besproken en/of dat dit stuk ooit aan ABN AMRO (ter goedkeuring of bevestiging) is toegezonden. Uit het door Trimaster bij productie 2 overgelegde document “Proposal 2004” blijkt overigens, zoals ABN AMRO terecht stelt, dat Trimaster dacht aan een contract van september 2004 tot en met december 2007, met een minimumafname van drie GDPs per jaar.
- In de LOI staat niet, zoals Trimaster stelt, dat Trimaster allereerst exclusief ten behoeve van het GDP van ABN AMRO is opgericht. Haar stelling dat de LOI en het Amendment de afspraken tussen partijen niet juist weergeven en dat partijen geen behoefte hadden aan vastlegging in een definitieve overeenkomst, heeft Trimaster in het licht van de gemotiveerde betwisting door ABN AMRO onvoldoende onderbouwd.
- Uit de als productie 4 bij dagvaarding overgelegde e-mailcorrespondentie uit oktober 2004 zou volgens Trimaster blijken dat partijen hadden vastgesteld dat onderzoek nodig was hoe Trimaster over voldoende bronnen zou beschikken om aan de geplande, steeds toenemende vraag aan GDPs van ABN AMRO te kunnen voldoen. Met ABN AMRO kan de rechtbank dit niet lezen in deze correspondentie.
- In de e-mailwisseling van 23 augustus 2005 (door Trimaster overgelegd als productie 11) wordt geen aantal programma’s genoemd (in ieder geval niet door ABN AMRO; de ene medewerker van ABN AMRO stelt een andere medewerker hierover juist een vraag: “do you have an idea on total number of programs we want to commit for in 2006?”).
- In de e-mail van ABN AMRO ( [C] ) van 20 oktober 2006 (door Trimaster overgelegd als productie 17) staat:
“Dit zou neerkomen op 190+ graduates voor GDP volgend jaar. […]
Dus, waarschijnlijk een goed idee om Trimaster vast op de hoogte te stellen dat de aantallen omhoog lijken te gaan, committeren kunnen we pas als we GM approval hebben. […]”
Van enige toezegging over het aantal te organiseren GDPs in de jaren 2007, 2008 en 2009 is in deze e-mail geen sprake.
- Volgens ABN AMRO is het door Trimaster als productie 12 overgelegde stuk een intern budgetverzoek van ABN AMRO dat niet voor Trimaster is bedoeld en niet aan haar is gecommuniceerd. Met ABN AMRO stelt de rechtbank vast dat Trimaster in het stuk niet wordt genoemd en dat uit het stuk niet blijkt dat en hoe het aan Trimaster is gecommuniceerd. Niet valt dus in te zien dat met dit stuk door ABN AMRO bij Trimaster verwachtingen zijn gewekt.
- De voorwaarde dat ABN AMRO zich zou verbinden tot een afname van 10 programma’s per jaar is, anders dan Trimaster stelt, niet te lezen in de door Trimaster als productie 14 overgelegde e-mailcorrespondentie.
4.5.2.Voor zover al juist is dat door medewerkers van ABN AMRO uitspraken zijn gedaan over aantallen GDPs in 2008 en 2009 (hetgeen door ABN AMRO wordt betwist), mocht Trimaster op grond van die uitspraken er gezien de volgende omstandigheden niet van uitgaan dat die GDPs ook daadwerkelijk zouden worden geboekt:
- uit de hiervoor onder 2 aangehaalde e-mails kan worden afgeleid dat ABN AMRO op verzoek van Trimaster schattingen wenste te geven van de verwachte aantallen GDPs;
- ABN AMRO heeft onbetwist gesteld dat Trimaster al begin 2006 wist dat ABN AMRO voornemens was een tender uit te schrijven voor de GDPs;
- Trimaster wist van de overname door het Consortium en de onzekere toekomst van de GDPs gelet op de integratie met RBS;
- Trimaster nam deel aan een tender in 2008;
- de belangrijkste contactpersoon van Trimaster bij ABN AMRO ( [D] ) heeft eind 2007 al duidelijk te kennen gegeven dat alles aangaande GDPs voor 2008 onzeker was.
4.5.3.Trimaster heeft haar stelling dat haar al vóór 2007 toezeggingen zijn gedaan dat in 2008 en 2009 ten minste 10 GDPs zouden worden afgenomen, mede in het licht van de tekst van de LOI en het Amendment en de gemotiveerde betwisting van ABN AMRO, onvoldoende concreet onderbouwd. Het enkele feit dat in 2006 11 GDPs zijn georganiseerd en in 2007 negen, is mede in het licht van al het voorgaande onvoldoende ter onderbouwing van de stelling van Trimaster dat een groei naar 10 GDPs door beide partijen structureel werd beoogd, ook voor de daarop volgende jaren.
4.5.4.Trimaster heeft voor het overige (behoudens hetgeen hierna onder 4.5.5 aan de orde zal komen) geen concrete omstandigheden gesteld die tot de (gerechtvaardigde) verwachting kunnen leiden dat ABN AMRO bij haar cursussen zou blijven afnemen.
Bij deze stand van zaken is de slotsom van het voorgaande dat, voor zover ABN AMRO gehouden was om een redelijke opzegtermijn in acht te nemen, het door Trimaster gestelde aantal van 20 GDPs niet in aanmerking zal worden genomen bij de beantwoording van de vraag hoe lang deze termijn moest zijn of hoe groot de schade is die door ABN AMRO moet worden vergoed (nu zij geen opzegtermijn in acht heeft genomen).
4.5.5.Rest de vraag of ABN AMRO zich in het Amendment heeft verplicht om tot en met 2009 ten minste vier GDPs per jaar van Trimaster af te nemen en of ABN AMRO in het licht van het Amendment de relatie tussen partijen op 3 april 2008 zonder meer (dus: zonder een redelijke opzegtermijn in acht te nemen) mocht beëindigen. Het is de rechtbank – en ABN AMRO – eerst op de comparitie duidelijk geworden dat Trimaster (ook) aan haar vorderingen ten grondslag legt dat ABN AMRO de minimumafnameverplichting neergelegd in het Amendment (waaruit volgt dat ABN AMRO tot eind 2009 nog zeven GDPs moest afnemen) niet is nagekomen en dat deze omstandigheid bij de beoordeling van een redelijke opzegtermijn en de gevorderde vergoeding van schade moet worden betrokken. Het debat tussen partijen heeft zich hierop nog niet toegespitst. Alvorens de rechtbank op dit punt een beslissing zal nemen, zal ABN AMRO dan ook in de gelegenheid worden gesteld om bij akte op deze stellingname van Trimaster te reageren.
4.5.6.Ten aanzien van de redenen die ABN AMRO had om de overeenkomst te beëindigen, overweegt de rechtbank reeds nu dat dit op zichzelf goede redenen waren, te weten de aan Trimaster bekende overname door RBS, het feit dat de onderhandelingen met Trimaster over een definitieve overeenkomst, waarin – naar reeds in het Amendment was vastgelegd – ook een aanzienlijk lagere beloning voor Trimaster per GDP zou worden overeengekomen, al jarenlang stroef verliepen, en het feit dat de opstelling van Trimaster bij die onderhandelingen weinig constructief was.’