ECLI:NL:GHAMS:2017:4380

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
23-001345-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad, bewijsvoering anonieme getuige

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De zaak betreft een verdachte die eerder door de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam was veroordeeld tot een geldboete van € 325,- subsidiair 6 dagen hechtenis voor het ten laste gelegde feit van het aanbieden van drugs. De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld, waarna het gerechtshof in een eerdere uitspraak het vonnis heeft vernietigd en opnieuw recht heeft gedaan. De Hoge Raad heeft vervolgens het arrest van het gerechtshof vernietigd en de zaak teruggewezen voor herbehandeling.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 21 september 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De tenlastelegging betrof het zich ophouden aan de weg met de intentie om drugs te kopen of aan te bieden. Het hof heeft vastgesteld dat het bewijs, dat voornamelijk steunt op een verklaring van een anonieme getuige, niet voldoet aan de eisen van artikel 344a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De eigen waarnemingen van de verbalisant zijn onvoldoende concreet om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend is bewezen dat hij het ten laste gelegde feit heeft begaan, en heeft derhalve de verdachte vrijgesproken. Het vonnis waarvan beroep is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte van alle beschuldigingen is vrijgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001345-17
datum uitspraak: 5 oktober 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen - na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 11 april 2017 - op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-005738-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
adres: [adres] .

Procesgang

De kantonrechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 325,- subsidiair 6 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 10 november 2015 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 325,- subsidiair 6 dagen hechtenis.
De verdachte heeft tegen laatstvermeld arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 11 april 2017 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, deze in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen, na terugwijzing, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 september 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 7 september 2013 te Amsterdam zich op en/of aan de weg, te weten de Gordijnensteeg heeft opgehouden, terwijl aannemelijk is, dat zulks gebeurde om middelen als bedoeld in art. 2 of 3 van de Opiumwet althans daarop gelijkende waar, en/of slaapmiddelen en/of kalmeringsmiddelen en/of stimulerende middelen of daarop gelijkende waar te kopen en/of te koop aan te bieden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke geldboete van € 325,- subsidiair 6 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Volgens het derde lid van artikel 344a Sv mag een schriftelijk bescheid houdende een verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt, behoudens enkele hier niet aan de orde zijnde gevallen, alleen meewerken aan het bewijs indien ten minste is voldaan aan de volgende voorwaarden:
  • de bewezenverklaring vindt in belangrijke mate steun in andersoortig bewijsmateriaal en
  • door of namens de verdachte is niet op enig moment de wens te kennen gegeven de persoon wiens identiteit niet blijkt te (doen) ondervragen.
In de onderhavige zaak heeft blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 7 september 2013 een anoniem gebleven getuige tegenover de verbalisant verklaard dat de verdachte hem drugs wilde verkopen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw het verzoek gedaan deze getuige te horen. Aan dat verzoek kan bij het ontbreken van gegevens van die getuige niet worden voldaan, zodat dit wordt afgewezen.
Het gegeven dat de raadsvrouw bedoeld verzoek heeft gedaan, brengt mee dat het desbetreffende proces-verbaal, gelet op de tweede hiervoor genoemde voorwaarde ex artikel 344a, derde lid, Sv, niet voor het bewijs kan worden gebezigd voor zover dit de inhoud van de verklaring van de anoniem gebleven getuige betreft.
Nu de eigen waarnemingen van de verbalisant overigens onvoldoende concreet en specifiek zijn om daaruit, ook bezien in samenhang met het aantreffen van op verdovende middelen gelijkende goederen bij de verdachte, de conclusie te trekken dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de in de tenlastelegging bedoelde gedragingen, dient hij te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. F.M.D. Aardema en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van T. van den Honert, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 oktober 2017.