ECLI:NL:GHAMS:2017:4312
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en schending van de hoorplicht
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam is opgelegd. De naheffingsaanslag werd opgelegd op 7 januari 2016, na een controle waarbij bleek dat er geen of onvoldoende parkeerbelasting was betaald voor het voertuig van belanghebbende. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag verklaarde de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond. Belanghebbende ging in beroep bij de rechtbank, die het beroep gegrond verklaarde en de heffingsambtenaar opdroeg een nieuwe uitspraak op bezwaar te doen, omdat de hoorplicht was geschonden. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord voordat de beslissing op bezwaar werd genomen.
Belanghebbende ging vervolgens in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank, waarbij zij stelde dat de naheffingsaanslag onterecht was opgelegd en dat de heffingsambtenaar niet had mogen overgaan tot het opleggen van de naheffingsaanslag. Het Hof oordeelde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat belanghebbende niet had aangetoond dat zij op het moment van controle bezig was met het voldoen van de parkeerbelasting. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat het Hof geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de kosten.