2.1.De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld: (in deze uitspraak is belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’)
1. Eiser heeft in het verleden in verband met zijn ziekte een uitkering ontvangen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ), alsmede een (aanvullende) uitkering genoten van de Dienst Werk en Inkomen van de gemeente Amsterdam (hierna: DWI). Het UWV heeft de WAZ-uitkering tot een te laag bedrag vastgesteld. Als de WAZ-uitkering naar het juiste bedrag was vastgesteld, had de DWI over de jaren 2000 – 2008 geen aanvullende uitkering hoeven te verstrekken. Het DWI heeft het UWV verzocht om vergoeding van de door haar aan eiser betaalde aanvullende uitkering.
2. Een brief van de DWI aan het UWV met dagtekening 27 oktober 2008 houdt, voor zover hier van belang, in:
“Betreft: [belanghebbende] geboren [geboortedatum] , wonende [adres] te [plaats] , BSN [nummer]
In verband met een aan de bovengenoemde persoon toegekende WAZ-uitkering delen wij u het volgende mee. Bij de totstandkoming van het totaalbedrag van de declaratie dat met de Dienst Werk en Inkomen moet worden verrekend, is rekening gehouden met de richtlijnen genoemd in het Besluit verrekening van sociale uitkeringen van 28 november 2000. In de bijlage geven wij u een overzicht van de door de Dienst Werk en Inkomen verstrekte Wwb-uitkering, over de periode 10 mei 2000 tot en met 31 oktober 2008.
Over de periode 10 mei 2000 tot en met 31 december 2005 bedraagt het declaratiebedrag € 74.168,01 en het declaratiebedrag over de periode 1 januari 2006 tot en met 31 oktober 2008 bedraagt € 29.190,27.
In totaal bedraagt de declaratie over de periode 10 mei 2000 tot en met 31 oktober 2008: € 103.358,28.”
3. Een brief van het UWV aan de DWI met dagtekening 8 januari 2009 houdt onder meer in:
“Onder verwijzing naar uw declaratie delen wij u mede, dat wij in afwijking hiervan over de periode 10 mei 2000 tot 1 januari 2006 een bedrag van € 68.425,75 ter beschikking hebben gesteld. (…) Laatstvermeld bedrag van € 68.425,75 hebben wij inmiddels aan u betaalbaar gesteld.”
4. Eiser heeft op 16 juni 2009 een vaststellingsovereenkomst gesloten met de DWI en het UWV.
5. In april 2012 hebben eiser en verweerder een vaststellingsovereenkomst gesloten.
De vaststellingsovereenkomst luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“(…)
1 Partijen
[belanghebbende] , hierna te noemen partij A
De inspecteur van de Belastingdienst Amsterdam vertegenwoordigd door [naam 3] als zodanig gemandateerd door de voorzitter van het Managementteam van de Belastingdienst. Hierna te noemen partij B
Verklaren hierbij een vaststellingsovereenkomst te hebben gesloten als bedoeld in artikel 7 900 van het Burgerlijk Wetboek ter beëindiging van geschil/ onzekerheid over de verrekening en belastbaarheid van uitkeringen van het DWI en het UWV over de jaren 2000-2010 en de aanslagen inkomstenbelasting 2000-2010 die zijn opgelegd aan partij A.”
6. Eiser heeft op 19 maart 2012 de aangifte ib/pvv voor het jaar 2011 ingediend. Daarin staan, onder meer, het navolgende:
Pensioen, AOW, WAO, bijstand ect. uit vroegere db (UWV)
4.663 (loonheffing)
19.573
Bruto resultaat uit werkzaamheden (row)
312
Totaal kosten bij row
5.839
Aftrek specifieke zorgkosten
863
Saldo aftrekbare giften aangever
692
Door belastingplichtige aangegeven verzamelinkomen
12.491
7. Verweerder heeft het belastbaar inkomen uit werk en woning en het verschuldigde bedrag aan belasting als volgt berekend:
inkomen voor persoonsgebonden aftrek
14.046
af: persoonsgebonden aftrek
1.555
belastbaar inkomen
12.491
inkomstenbelasting BOX 1
231
premie volksverzekeringen
3.98
totaal ib/pvv
4.121
af: gecombineerde heffingskorting
1.987
verschuldigde ib/pvv
2.134
af: voorheffing (loonheffing)
4.663
bedrag van de aanslag
-2.529
eerdere aanslag(en)
-4.663
te betalen
2.134
heffingsrente
17