ECLI:NL:GHAMS:2017:425

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
16 februari 2017
Zaaknummer
23-003260-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging, vernieling en aanwezig hebben van hennep met toewijzing vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 augustus 2016. De verdachte is beschuldigd van bedreiging, vernieling en het aanwezig hebben van hennep. De tenlastelegging omvatte onder andere bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3], alsook het vernielen van een fiets die toebehoorde aan [slachtoffer 2]. De verdachte heeft op 21 februari 2015 in Enkhuizen gedreigd met het gebruik van vuurwapens en heeft een fiets beschadigd. Daarnaast werd op 22 februari 2015 in Hoorn ongeveer 420 gram hennep aangetroffen in de woning van de verdachte. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in hoger beroep beoordeeld en de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd, maar de verdachte alsnog schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de straf bepaald op een taakstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en heeft de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gelast. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen zijn meegewogen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003260-16
datum uitspraak: 14 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 augustus 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15‑800097-15, 15-700430-15 en 23-000571-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 31 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 21 februari 2015 in de gemeente Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, 3 pistolen zou halen om die [slachtoffer 1] dood te schieten en/of dat hij verdachte, iedereen die aanwezig was door hun kankerhoofden zou schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 21 februari 2015 in de gemeente Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk Batavus Kayenta, kleur zwart) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, die fiets opgetild en met kracht weggegooid en/of neergegooid;
3:
hij op of omstreeks 22 februari 2015 in de gemeente Hoorn in een woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 420 gram hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4 (parketnummer 15-700430-15, ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op of omstreeks 30 augustus 2015 te Hoorn [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend meermalen tegen de borst geduwd en/of daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je voor je kop en/of mij vader is baas van de [naam] en die gaat jou kapot schieten en/of Als het twee uur is op mijn rolex dan ben ik hier en dan gooi ik een handgranaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal wegens proceseconomische redenen worden vernietigd.

Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van feit 3. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het proces-verbaal van bevindingen op pagina 44 van het dossier niet als bewijs kan worden gebruikt, omdat de desbetreffende verbalisant in dit proces-verbaal voorbehouden ten aanzien van zijn bevindingen dat het hier om hennepplanten zou gaan, heeft gemaakt en het proces-verbaal ook overigens geen melding maakt van de omstandigheid dat de verbalisant over voldoende deskundigheid beschikt dergelijke conclusies te trekken. Hetgeen dan overblijft is naar de mening van de verdediging onvoldoende om tot een veroordeling te komen dat het hier daadwerkelijk hennep betreft.
De raadsman verzocht verbalisant [verbalisant] als getuige te horen omtrent de door hem geverbaliseerde voorbehouden en zijn deskundigheid, indien het hof tot een veroordeling van feit 3 komt.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman strekkende tot vrijspraak en overweegt daartoe als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen zoals bedoeld door de raadsman blijkt dat de verbalisant die het proces-verbaal heeft opgesteld, te weten [verbalisant], werkzaam is bij de afdeling Plantdelen van de politie Noord-Holland. Hieruit leidt het hof af dat de verbalisant geacht mag worden deskundig te zijn op het gebied van hennep. Met behulp van een MMC-cannabis test en gelet op de geur en uiterlijk van de planten heeft [verbalisant] zonder voorbehoud geconcludeerd dat de in de woning van de verdachte in beslag genomen plantdelen hennep waren. In het licht van voormeld proces-verbaal is het hof van oordeel dat de aangetroffen plantdelen hennep betroffen.
Gelet op het feit dat het hof van oordeel is dat de verbalisant over voldoende deskundigheid beschikt en dat de verbalisant geen voorbehoud heeft gemaakt in zijn conclusie, wijst het hof het voorwaardelijk verzoek tot het horen van verbalisant [verbalisant] af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 21 februari 2015 in de gemeente Enkhuizen [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer 1] gezegd dat hij, verdachte, 3 pistolen zou halen om die [slachtoffer 1] dood te schieten;
2:
hij op 21 februari 2015 in de gemeente Enkhuizen opzettelijk en wederrechtelijk een fiets (merk Batavus Kayenta, kleur zwart), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, die fiets opgetild en met kracht neergegooid;
3:
hij op 22 februari 2015 in de gemeente Hoorn in een woning gelegen aan de [adres 2] opzettelijk aanwezig heeft gehad 420 gram hennep;
4 (parketnummer 15-700430-15, ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegd):
hij op 30 augustus 2015 te Hoorn [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde Haan dreigend meermalen tegen de borst geduwd en daarbij dreigend de woorden toegevoegd :"ik schiet je voor je kop” en “mijn vader is baas van de [naam] en die gaat jou kapot schieten” en “Als het twee uur is op mijn Rolex dan ben ik hier en dan gooi ik een handgranaat".
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 4 bewezen verklaarde levert op:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met een lagere taakstraf dan door de rechtbank is opgelegd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken en de verdachte reeds 11 dagen in voorarrest heeft verbleven. Voorts is geruime tijd verstreken sinds de ten laste gelegde feiten en is er een stijgende lijn te zien in het leven van de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] door onder meer tegen hen te zeggen dat hij hen zou neer schieten. Bedreiging is een ernstig misdrijf dat slachtoffers angst aanjaagt. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld voor bedreiging.
De verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan vernieling van een fiets toebehorende aan [slachtoffer 2]. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op het eigendom van een ander.
Tenslotte, heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep.
Gezien de persoon van de verdachte en de ernst van de feiten ziet het hof aanleiding af te wijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd en aan te sluiten bij hetgeen door de rechtbank is opgelegd.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 25 november 2014 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken met een proeftijd van 2 jaar. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsman heeft geen inhoudelijke verweren gevoerd met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Amsterdam van 25 november 2014, parketnummer 23-000571-14, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 februari 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.