Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
eiseres in het incident,
1.[geïntimeerde sub 1] ,
[geïntimeerde sub 2],
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellante] heeft ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 24 mei 2017 is gewezen. De kantonrechter had bepaald dat de huurovereenkomst tussen [appellante] en [geïntimeerden] zou eindigen op 1 november 2017, met een veroordeling tot ontruiming van de woning. [appellante] heeft in hoger beroep de vernietiging van dit vonnis gevorderd en een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingediend. Het hof heeft de incidentele vordering beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid. Het hof oordeelt dat de kantonrechter terecht de huurovereenkomst als tijdelijk heeft aangemerkt en dat de uitvoerbaarheid bij voorraad niet onterecht is verklaard. De vordering van [appellante] tot schorsing van de tenuitvoerlegging is afgewezen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor memorie van antwoord, waarbij de beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.