ECLI:NL:GHAMS:2017:4226

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2017
Publicatiedatum
20 oktober 2017
Zaaknummer
200.189.035/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding en ontbinding van overeenkomsten in civiele zaak tussen Sloveense en Duitse rechtspersoon

In deze zaak, die voortvloeit uit een eerder tussenarrest van 3 januari 2017, heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellant, SM Montaza d.o.o., een rechtspersoon naar Sloveens recht, heeft een schadevergoeding gevorderd van de geïntimeerde, EWG Rohr- und Kesselbau GmbH, een rechtspersoon naar Duits recht. SM Montaza heeft haar schade becijferd op € 901.663,56, als gevolg van tekortkomingen in de nakoming van twee overeenkomsten die in juli 2012 zijn gesloten. Het hof heeft SM Montaza toegelaten tot het bewijs van haar gemaakte kosten en gederfde nettowinst, met instructies om dubbeltellingen te vermijden en in te gaan op het verweer van EWG.

Na het tussenarrest heeft SM Montaza een memorie ingediend met een winstberekening, waaruit blijkt dat de winstmarge op het project Maasvlakte Rotterdam 31,4% bedraagt. Het hof heeft de berekening van SM Montaza overgenomen, maar met inachtneming van de Nederlandse vennootschapsbelasting. Uiteindelijk heeft het hof de schade berekend op € 686.247,67, dat toewijsbaar is aan SM Montaza. Het hof heeft geoordeeld dat SM Montaza recht heeft op wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding in hoger beroep, in plaats van wettelijke handelsrente.

De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd, de overeenkomsten worden ontbonden, en EWG wordt veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan SM Montaza, evenals de proceskosten in beide instanties. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.189.035/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/563466/HA ZA 14-424
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 oktober 2017
inzake
de rechtspersoon naar Sloveens recht
SM MONTAZA d.o.o.,
gevestigd te Ljubljana (Slovenië),
appellante,
advocaat: mr. T. Bezmalinovic te Rotterdam,
tegen:
de rechtspersoon naar Duits recht
EWG ROHR- UND KESSELBAU GmbH,
gevestigd te Gera (Duitsland),
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar zijn tussenarrest van 3 januari 2017 en volhardt bij hetgeen het daarin heeft overwogen. Het hof heeft SM Montaza toegelaten tot het bewijs van haar gemaakte kosten en gederfde nettowinst, met instructie dat SM Montaza daarbij dient te waken voor dubbeltellingen en dient in te gaan op het verweer dat EWG tegen de gestelde schade van SM Montaza heeft gevoerd.
1.2.
Na het tussenarrest heeft SM Montaza een memorie ingediend, met daarbij een productie, die bestaat uit een winstberekening van drs. J. Boersma, met vijf bijlagen.
Vervolgens is wederom arrest gevraagd.
1.3.
SM Montaza heeft, onder handhaving van haar vordering, haar schade becijferd op € 901.663,56 en geconcludeerd dat het hof EWG zal veroordelen tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van dagvaarding.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Voornoemde Boersma heeft de winstmarge (omzet minus kosten) van SM Montaza op het project Maasvlakte Rotterdam (Electrabel) berekend op 31,4% van de aanneemsom.
Uitgaande van deze winstmarge heeft SM Montaza haar schade, bestaande uit het positieve contractsbelang, als gevolg van de tekortkoming van EWG in de nakoming van haar verbintenissen uit de beide overeenkomsten van juli 2012 berekend op € 496.132,56 respectievelijk € 405.531, derhalve per saldo € 901.663,56.
SM Montaza heeft betwist dat zij een ander project heeft aangenomen ter vervanging van de projecten die zij uit hoofde van de overeenkomsten met EWG zou uitvoeren en voorts dat zij anderszins voordeel heeft gehad in verband met de tekortkomingen van EWG.
2.2.
Het hof zal de berekening van SM Montaza, bij gebreke van verweer daartegen, overnemen, evenwel met inachtneming van het volgende.
In zijn tussenarrest van 3 januari 2017 heeft het hof SM Montaza geïnstrueerd om inzicht te geven in de nettowinst die zij bij correcte nakoming van de beide overeenkomsten zou hebben genoten. De berekening van SM Montaza geeft echter slechts inzicht in haar brutowinstderving, omdat de becijferde winstmarge het saldo is van de omzet minus de kosten. De nettowinstderving is de winst na belastingen, en daarop kan SM Montaza, die immers vergoeding van haar schade vordert, aanspraak maken.
Het hof ziet geen aanleiding SM Montaza gelegenheid te geven om alsnog inzicht te geven in haar nettowinst. Het hof zal, met toepassing van art. 6:97 BW, de Nederlandse vennootschapsbelasting 2012 op de door SM Montaza berekende brutowinst in mindering brengen, dat wil zeggen 20% over € 200.000 en 25% over het meerdere. Aldus valt de schade van SM Montaza te berekenen op (€ 901.663,56 – (€ 40.000 + € 175.415,89) = € 686.247,67. Dit bedrag acht het hof toewijsbaar.
2.3.
Nu het een schadevergoedingsvordering betreft, heeft SM Montaza geen recht op de wettelijke handelsrente maar op de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW (HR 28 juni 2013, NJ 2013/368; HR 15 januari 2015, NJ 2016/51). Deze zal, overeenkomstig de vordering van SM Montaza, worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding in hoger beroep.
2.4.
De slotsom is dat de vorderingen van SM Montaza toewijsbaar zijn als hierna omschreven. Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zal EWG worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en, opnieuw rechtdoende:
ontbindt de twee overeenkomsten die partijen in juli 2012 hebben gesloten;
veroordeelt EWG tot betaling, ten titel van schadevergoeding, aan SM Montaza van € 686.247,67 vermeerderd met de wettelijke rente ex art. 6:119 BW vanaf de dag van dagvaarding in hoger beroep tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt EWG in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van SM Montaza begroot op € 3.906,52 aan verschotten en € 9.633 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 5.707,08 aan verschotten en € 6.870 voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.W.H. Vink, D.J. Oranje en A.C. van Schaick en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2017.