ECLI:NL:GHAMS:2017:4172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2017
Publicatiedatum
13 oktober 2017
Zaaknummer
200.205.710/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep door buitenlandse partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 oktober 2017 een tussenarrest gewezen in een hoger beroep dat was ingesteld door Kim Heng Marine & Oilfield PTE LTD, een bedrijf gevestigd in Singapore. Kim Heng was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 8 juni 2016 was gewezen. In het hoger beroep heeft Kim Heng de memorie van grieven ingediend, terwijl de geïntimeerde partij, die in het incident verweer voerde, een incidentele memorie heeft ingediend waarin werd gevorderd dat Kim Heng zekerheid zou stellen voor de proceskosten. De geïntimeerde vorderde een bedrag van € 19.951,- in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier, omdat Kim Heng geen woonplaats in Nederland heeft en er geen verdrag met Singapore bestaat.

Het hof heeft vastgesteld dat Kim Heng geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat geen van de uitzonderingen van toepassing is die in artikel 224 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn genoemd. Het hof heeft de hoogte van de gevorderde zekerheidstelling vastgesteld op € 19.951,-, gebaseerd op de kosten die Kim Heng in de procedure zou kunnen worden opgelegd. Het hof heeft bepaald dat de zekerheid moet worden gesteld in de vorm van een bankgarantie van een Nederlandse bank, met een termijn van zes weken voor het stellen van deze zekerheid. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die naar de rol is verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, Team I
zaaknummer : 200.205.710/01
zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 587083 / HA ZA 15-486
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 10 oktober 2017
inzake
KIM HENG MARINE & OILFIELD PTE LTD,
gevestigd te Singapore,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. R.P. van Campen te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verzoeker in het incident,
advocaat: mr. R. de Bree te ‘s-Gravenhage.
Partijen worden hierna ook Kim Heng en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Kim Heng is bij dagvaarding van 7 september 2016 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2016, onder bovenstaand zaak-/rolnummer gewezen tussen Kim Heng als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met producties, van Kim Heng;
- incidentele memorie strekkende tot zekerheidsstelling voor de proceskosten ex artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), met een productie, van [geïntimeerde] ;
- memorie van antwoord in het incident, met een productie, van Kim Heng;
Vervolgens is arrest gevraagd in het incident.
[geïntimeerde] heeft incidenteel gevorderd Kim Heng te bevelen op straffe van niet-ontvankelijkheid zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan Kim Heng veroordeeld zou kunnen worden ten bedrage van € 19.951,- in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier uitgegeven door een eersteklas Nederlandse bank, of een ander door het hof te bepalen bedrag en wijze, een en ander uitvoerbaar bij voorraad. Voorts heeft [geïntimeerde] gevorderd Kim Heng te veroordelen in de proceskosten van het incident.
Bij memorie van antwoord in het incident heeft Kim Heng verweer gevoerd en geconcludeerd dat het hof de incidentele vordering zal afwijzen, dan wel [geïntimeerde] niet-ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

2.Beoordeling

in het incident
2.1.
In het onderhavige incident tot zekerheidstelling heeft [geïntimeerde] als eiser in het incident aangevoerd dat Kim Heng gevestigd is in Singapore, dat er geen verdrag is met Singapore en dat zich evenmin een andere uitzondering voordoet genoemd in artikel 224 lid 2 Rv. Om die reden heeft [geïntimeerde] in het incident op de voet van artikel 224 lid 1 Rv gevorderd dat Kim Heng zekerheid zal stellen voor de proceskosten tot een bedrag van € 19.951,- althans een in goede justitie te bepalen bedrag.
2.2.
Kim Heng heeft verweer gevoerd op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
2.3.
Op grond van artikel 224 lid 1 Rv dient degene die, zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland, bij een Nederlandse rechter een vordering instelt op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten tot betaling waarvan zij in die procedure veroordeeld zou kunnen worden, tenzij een van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen van toepassing is.
2.4.
Het hof stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat Kim Heng geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland heeft en dat geen van de uitzonderingen van artikel 224 lid 2 Rv van toepassing is. De vragen die partijen verdeeld houden, zijn hoe de zekerheid gesteld moet worden, tot welk bedrag en binnen welke termijn.
2.5.
[geïntimeerde] heeft het bedrag waarvoor zekerheid dient te worden gesteld becijferd op € 19.951,-. Kim Heng heeft hiertegen ingebracht dat ter zake van het griffierecht rekening moet worden gehouden met een bedrag van € 1.628,- en niet, zoals [geïntimeerde] heeft gedaan, van € 1.631,-. Het hof volgt Kim Heng hierin niet: omdat de zaak in december 2016 bij het hof is aangebracht, is op basis van het toen geldende tarief het door [geïntimeerde] verschuldigde en inmiddels betaalde bedrag aan griffierecht bepaald op € 1.631,-. Voorts heeft Kim Heng aangevoerd dat er rekening gehouden moet worden met drie punten van het liquidatietarief en niet met vier, zoals [geïntimeerde] heeft gedaan, dit omdat niet vaststaat dat er tweemaal een mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Het hof zal de hoogte van de gevorderde zekerheidsstelling, te weten de zekerheidstelling voor de proceskosten waarvoor Kim Heng in deze procedure veroordeeld zou kunnen worden, bepalen op € 19.951,-, uitgaande van € 1.631,- aan verschotten en vier salarispunten (één voor de incidentele conclusie, één voor een memorie van antwoord en twee voor een pleidooi) op grond van een liquidatietarief van € 4.580,- per punt.
2.6.
Kim Heng heeft bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [geïntimeerde] om te bepalen dat de zekerheid gesteld wordt in de vorm van een onherroepelijke garantie op een Rotterdams Garantieformulier. Het hof is, mede gezien het gemotiveerde verweer van Kim Heng dat dit garantieformulier gebruikt wordt voor het opheffen van scheepsbeslagen, van oordeel dat de zekerheidsstelling dient plaats te vinden op de wijze als hierna in het dictum bepaald.
2.7.
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door [geïntimeerde] is verzocht, de termijn waarbinnen zekerheid moet worden gesteld te bepalen op twee weken, maar zal een termijn van zes weken aanhouden.
2.8.
Een oordeel over de kosten van het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
in de hoofdzaak
2.9.
De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] . Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
beveelt dat Kim Heng ten genoegen van [geïntimeerde] zekerheid stelt voor een bedrag van € 19.951,- ter zake van de proceskosten waarin Kim Heng in hoger beroep veroordeeld zou kunnen worden;
bepaalt dat Kim Heng voormelde zekerheid stelt in de vorm van een door een Nederlandse bank af te geven bankgarantie met [geïntimeerde] als begunstigde, onder verstrekking van de originele bankgarantie aan de advocaat van [geïntimeerde] ;
bepaalt dat de zekerheid moet zijn gesteld binnen zes weken na de datum van deze uitspraak, derhalve uiterlijk op 21 november 2017, op straffe van niet-ontvankelijkheid van Kim Heng in haar vordering in de hoofdzaak;
houdt de beslissing over de proceskosten van dit incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 21 november 2017 voor memorie van antwoord aan de zijde van [geïntimeerde] ;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.J. van de Kwaak, J.C. Toorman en C. Uriot en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2017.