ECLI:NL:GHAMS:2017:4132

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
11 oktober 2017
Zaaknummer
23-002773-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met lagere straf in witwaszaak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2016. De verdachte, geboren in 1989, was aangeklaagd voor witwassen en had een aanzienlijk bedrag van € 10.967,64 in zijn bezit, waarvan hij wist dat het van misdrijf afkomstig was. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken en verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van 6 weken geëist.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de strafmaat verlaagd naar 4 weken gevangenisstraf, met de bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een nieuw strafbaar feit. Het hof heeft ook de verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen bevestigd. Tijdens de behandeling van de zaak heeft het hof geconstateerd dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar heeft besloten om dit niet verder te sanctioneren, gezien de totale duur van de procedure.

Het hof heeft in zijn overwegingen benadrukt dat het handelen van de verdachte de integriteit van het financieel en economisch verkeer aantast en dat het bevorderen van criminele activiteiten door het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden onacceptabel is. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002773-16
datum uitspraak: 26 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de rechtbank Amsterdam van 15 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-674442-14 tegen:
[verdachten 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 1989,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging - in zoverre zal het vonnis worden vernietigd - en met dien verstande dat het hof:
- de zinsnede “Hiertussen bevonden zich 30 biljetten van € 100, hetgeen geen gebruikelijke coupure is in het gewone betalingsverkeer”, opgenomen in de vierde alinea op pagina 3 van het vonnis, weglaat;
- het vonnis met het hieronder weergegeven bewijsmiddel aanvult.

Aanvullend bewijsmiddel

Een proces-verbaal met nummer 2013289122 van 4 november 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina 0011).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op vrijdag 22 november 2013 om 20:35 uur werd aangehouden op de openbare weg
de Prins Hendrikkade te Amsterdam als verdachte [verdachten 1] (het hof begrijpt: [verdachten 1] ).

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 weken en verbeurdverklaring van de in beslag genomen geldbedragen (€ 940, € 27,64 en € 10.000).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van voorarrest, en verbeurdverklaring zoals door de rechtbank beslist.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft € 10.967,64 voorhanden gehad en verborgen, terwijl hij wist dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Door aan opbrengsten van misdrijven een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van de verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Ten aanzien van de gestelde schending van de redelijke termijn overweegt het hof als volgt.
De inleidende dagvaarding is niet in persoon aan de verdachte betekend en de verdachte is niet in verzekering gesteld geweest. Als aanvang van de redelijke termijn stelt het hof vast 22 november 2013, de datum waarop eerdergenoemd geldbedrag in beslag is genomen. Aan die omstandigheid heeft de verdachte in redelijkheid de verwachting kunnen ontlenen dat tegen hem een strafrechtelijke vervolging zou worden ingesteld. Op 15 juli 2016 heeft de rechtbank Amsterdam vonnis gewezen. Het hof stelt op grond hiervan vast dat in eerste aanleg sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Gelet evenwel op de duur van de behandeling in hoger beroep, waardoor met de behandeling van de zaak in totaal minder dan vier jaren is gemoeid, zal het hof volstaan met de enkele constatering van deze inbreuk.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoons behoren de verdachte toe. Deze voorwerpen dienen aan hem te worden teruggegeven.
De onder de verdachte in beslag genomen geldbedragen van € 27,64, € 940 en € 10.000, die aan de verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurdverklaard en zijn daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot deze geldbedragen is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Geld: € 940 (4651038);
Geld: € 10.000 (4651374).
Geld: € 27,64 (4651381).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
Een zwarte Samsung telefoon (4651017);
Een witte Samsung telefoon (4651032);
Een zwarte Samsung telefoon (losse telefoonbatterij) (4651034);
Een zwarte Samsung S3 telefoon (4651036);
Een zwarte Samsung gt E1050 telefoon (4651037).
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2017.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.