ECLI:NL:GHAMS:2017:4122
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen gerechtsdeurwaarders over betekening arrest en nakosten
In deze zaak heeft klaagster, een appellante, op 29 december 2016 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 29 november 2016, waarin haar klacht tegen de gerechtsdeurwaarders ongegrond werd verklaard. Klaagster betwistte dat de gerechtsdeurwaarders bevoegd waren om het arrest te betekenen en dat zij nakosten in rekening mochten brengen. Het hof heeft de gerechtsdeurwaarders in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, maar zij hebben hiervan geen gebruikgemaakt. Tijdens de openbare zitting op 8 juni 2017 heeft klaagster haar standpunt toegelicht, terwijl de gerechtsdeurwaarders enkel gerepresenteerd werden door gerechtsdeurwaarder 1.
Klaagster heeft in haar klacht aangevoerd dat de gerechtsdeurwaarders onterecht tot betekening van het arrest zijn overgegaan en dat zij onterecht nakosten in rekening hebben gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarders niet op de hoogte waren van een betalingsregeling die klaagster had getroffen en dat zij niet wisten van de door klaagster gedane betalingen. Het hof oordeelde dat de gerechtsdeurwaarders tuchtrechtelijk niet te verwijten waren voor de betekening van het arrest. Wat betreft de nakosten oordeelde het hof dat de gerechtsdeurwaarders deze kosten in rekening mochten brengen, omdat klaagster geen bezwaar had gemaakt tegen de hoogte van de nakosten voorafgaand aan de betekening.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beslissing van de kamer bevestigd, waarbij de klacht van klaagster ongegrond werd verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2017 door de rolraadsheer.