ECLI:NL:GHAMS:2015:1026

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
200.145.619-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtprocedure tegen gerechtsdeurwaarders wegens onterecht incasseren en vervalsen van aanmaningen

In deze tuchtprocedure heeft klaagster, een particulier, de gerechtsdeurwaarders aangeklaagd wegens onterecht incasseren van achterstallige VvE-termijnen en het vervalsen van aanmaningen. Klaagster stelt dat de gerechtsdeurwaarders niet conform het incassoprotocol van de VvE hebben gehandeld, omdat zij niet eerst zijn aangemaand tot betaling. Daarnaast heeft klaagster betoogd dat de gerechtsdeurwaarders vervalste aanmaningen hebben ingediend in de procedure bij de rechtbank, en dat zij niet vooraf hebben aangekondigd dat zij tot dagvaarding zouden overgaan. Klaagster heeft ook geklaagd over het vorderen van bedragen die niet door de rechtbank zijn toegewezen en het uitoefenen van dwang door het vorderen van nasalaris.

De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de klacht op twee onderdelen gegrond verklaard, maar zonder oplegging van een maatregel. Het hof heeft de beslissing van de kamer gevolgd, maar heeft besloten om de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op te leggen. Het hof oordeelt dat de gerechtsdeurwaarders hun excuses pas hebben aangeboden nadat de klacht was ingediend, en dat er niet kan worden gesproken van een enkele fout. De gerechtsdeurwaarders hebben in hun verweer aangevoerd dat de gemachtigde van klaagster niet bevoegd was om het beroepschrift in te dienen, maar het hof heeft geoordeeld dat klaagster ontvankelijk is in het hoger beroep. De beslissing van het hof houdt in dat klaagster niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar nieuwe klachten en verzoeken om schadevergoeding, maar dat de maatregel van berisping aan de gerechtsdeurwaarders wordt opgelegd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.145.619/01 GDW
nummer eerste aanleg : 505.2013
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 24 maart 2015
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellante,
gemachtigde: [naam], wonend te [plaats],
tegen
1.[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
2.[naam],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
geïntimeerden.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante (hierna: klaagster) heeft op 22 april 2014 een beroepschrift (met bijlagen) bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 4 maart 2014 (ECLI:NL:TGDKG:2014:77). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klaagster tegen geïntimeerden (hierna: de gerechtsdeurwaarders) op twee onderdelen gegrond verklaard, zonder oplegging van een maatregel, en de klacht voor het overige ongegrond verklaard.
1.2.
Klaagster heeft op 16 mei 2014 een aanvullend beroepschrift bij het hof ingediend.
1.3.
De gerechtsdeurwaarders hebben op 15 juli 2014 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 8 januari 2015. De gemachtigde van klaagster en de gerechtsdeurwaarder sub 1 - die ook gerechtsdeurwaarder sub 2 vertegenwoordigde - zijn verschenen en hebben het woord gevoerd aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Samengevat weergegeven gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De gerechtsdeurwaarders hebben van de[naam] te [plaats] (hierna: de VvE) de opdracht gekregen om achterstallige VvE-termijnen bij klaagster te incasseren. Klaagster is op enig moment door de gerechtsdeurwaarders in rechte betrokken. Klaagster is bij vonnis van 28 maart 2013 (verder: het vonnis) door de rechtbank [plaats] veroordeeld tot betaling aan de VvE van achterstallige termijnen, rente en proceskosten.
3.2.2.
Bij brief van 12 april 2013 is klaagster door het gerechtsdeurwaarderskantoor gesommeerd tot betaling van de door de rechtbank [plaats] toegewezen bedragen - in totaal € 870,34 - en daarnaast een bedrag van € 90,00 aan nasalaris en een bedrag van € 274,20 ter zake van na de datum van het vonnis verschenen VvE-termijnen.
3.2.3.
Klaagster heeft bij brief van 8 juni 2013 aan het gerechtsdeurwaarderskantoor te kennen gegeven de verschuldigdheid van het nasalaris en de na de datum van het vonnis verschenen termijnen te betwisten. Het bedrag van € 870,34 heeft klaagster in twee gedeelten voldaan.
3.2.4.
Vervolgens is klaagster bij brief van 10 juni 2013 door het gerechtsdeurwaarderskantoor gesommeerd binnen vijf dagen tot betaling van een bedrag van € 146,56 over te gaan - het bedrag dat klaagster volgens de gerechtsdeurwaarders toen nog was verschuldigd - , bij gebreke waarvan tot ten uitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank [plaats] zou worden overgegaan.
3.2.5.
Na aanvang van de tuchtprocedure heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 bij brief van 26 juli 2013 aan klaagster excuses aangeboden voor de onjuiste inhoud van de brieven van 12 april 2013 en 10 juni 2013 ten aanzien van de gevorderde betaling van termijnen verschenen na het vonnis van de rechtbank [plaats] en het nasalaris en laten weten dat geen nasalaris zal worden gevorderd.

4.Het standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarders - samengevat weergegeven - het volgende.
i. Klaagster acht de incasso door de gerechtsdeurwaarders onterecht, onder meer omdat zij niet conform het door de VvE gehanteerd incassoprotocol eerst is aangemaand tot betaling en dus ook niet tot een oplossing van het geschil. De gerechtsdeurwaarders hadden hiernaar onderzoek moeten doen, alvorens de opdracht van de VvE aan te nemen.
ii. In de procedure bij de rechtbank [plaats] hebben de gerechtsdeurwaarders vervalste aanmaningen van de VvE in het geding gebracht. Klaagster heeft nooit aanmaningen van de VvE ontvangen.
iii. De gerechtsdeurwaarders hebben niet van te voren aangekondigd dat zij tot dagvaarding zouden overgaan.
iv. Ten onrechte hebben de gerechtsdeurwaarders betaling gevorderd van termijnen die niet door de rechtbank [plaats] in het vonnis zijn toegewezen en hierbij dwang uitgeoefend.
v. De gerechtsdeurwaarders hebben oneigenlijke druk uitgeoefend door ten onrechte nasalaris te vorderen.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben verweer gevoerd. Hun standpunt wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.De beoordeling

Formeel
Ontvankelijkheid
6.1.1.
De gerechtsdeurwaarders hebben in hoger beroep aangevoerd dat de gemachtigde van klaagster het beroepschrift op eigen titel heeft ingediend. Daarnaast is het aanvullend beroepschrift op 16 mei 2014 bij het hof ingekomen en daarmee te laat, want niet binnen de door het hof daarvoor gegeven termijn - uiterlijk 14 mei 2014 - ingediend. Dit betekent dat klaagster in het hoger beroep niet ontvankelijk is, aldus de gerechtsdeurwaarders.
6.1.2.
Ter zitting is gebleken dat de gemachtigde in deze procedure bevoegd is namens klaagster op te treden. Het hof gaat ervan uit dat de gemachtigde, tevens de echtgenoot van klaagster, het beroepschrift namens klaagster heeft ingediend.
Inderdaad is het aanvullend beroepschrift niet binnen de door het hof gegeven termijn ingediend, maar twee dagen later. Het gaat hier echter niet om een wettelijke of reglementaire termijn en de gerechtsdeurwaarders zijn door deze geringe overschrijding van de termijn niet in hun belangen geschaad. Die termijnoverschrijding behoeft derhalve geen consequenties te hebben. Het voorgaande brengt met zich dat klaagster in het hoger beroep kan worden ontvangen.
6.2.
In hoger beroep heeft klaagster nieuwe klachten geformuleerd met betrekking tot het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarders op twee woningen van klaagster, niet door de gerechtsdeurwaarders aan de VvE doorbetaalde bedragen en het vorderen van bedragen terwijl de gerechtsdeurwaarders ermee bekend waren dat klaagster tegen het vonnis van de rechtbank [plaats] in beroep zou gaan.
Het hof behandelt de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang. Daarbij worden echter alleen klachten in beschouwing genomen die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Voor zover het (aanvullend) beroepschrift van klaagster klachten bevat die voor het eerst in hoger beroep naar voren zijn gebracht, kan het hof daarvan geen kennis nemen.
Klaagster zal daarom in haar nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Dat de kwestie van het leggen van beslag door de gerechtsdeurwaarders op twee woningen van klaagster door klaagster in de vorm van een andere klacht bij de kamer is ingediend (zaaknummer 476.2013), welke klacht volgens klaagster niet door de kamer is behandeld, maakt het voorgaande niet anders. Dit punt maakt immers geen onderdeel uit van de onderhavige klacht. Het hof zal zich dus beperken tot het beoordelen van de klachten zoals die in eerste aanleg zijn geformuleerd en hiervoor onder 4. zijn weergegeven.
6.3.
Klaagster verzoekt het hof om de gerechtsdeurwaarders te veroordelen tot betaling van schadevergoeding en gemaakte onkosten alsook terugbetaling van een door klaagster aan hen onverschuldigd betaald bedrag. Klaagster dient in deze verzoeken niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien hiervoor in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag bestaat.
Eerste aanleg
6.4.1.
Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de gang van zaken op de zitting in eerste aanleg. De gemachtigde van klaagster zou onvoldoende de tijd hebben gekregen om het standpunt van klaagster te bepleiten. Verder zouden niet alle klachtonderdelen inhoudelijk behandeld zijn en zou de voorzitter van de kamer partijdig zijn opgetreden.
6.4.2.
Nu het hof de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en partijen (onder meer) op de zitting in hoger beroep voldoende in de gelegenheid zijn gesteld om hun standpunten toe te lichten en te bepleiten, worden de door klaagster geuite bezwaren - voor zover deze juist zouden zijn - geacht te zijn hersteld.
Inhoudelijk
6.5.1.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing in rechtsoverwegingen 4.2. en 4.3. heeft geoordeeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gebracht die tot een ander oordeel moeten leiden.
Hierbij merkt het hof nog op dat het de gerechtsdeurwaarders niet is te verwijten dat de VvE het door haar gehanteerde incassoprotocol niet heeft nageleefd, wat van deze stelling van klaagster ook zij. Dit is een zaak tussen klaagster en de VvE.
6.5.2.
In de brief van 12 april 2013 hebben de gerechtsdeurwaarders ten onrechte van klaagster betaling van de na de datum van het vonnis van de rechtbank [plaats] verschenen termijnen gevorderd. Vervolgens hebben de gerechtsdeurwaarders in de brief van 10 juni 2013 nogmaals betaling van die termijnen alsook nasalaris gevorderd, ondanks de betwisting door klaagster deze bedragen verschuldigd te zijn. Weliswaar hebben de gerechtsdeurwaarders hun excuses aan klaagster aangeboden voor de onjuiste inhoud van voormelde brieven en afgezien van het vorderen van nasalaris, maar die excuses werden pas gemaakt nadat de onderhavige klacht bij de kamer was ingediend. Daarnaast heeft te gelden dat in dezen niet kan worden gesproken van het maken van een enkele fout. Het hof ziet daarom aanleiding om aan de gerechtsdeurwaarders de maatregel van berisping op te leggen.
6.6.
Nu het hof - anders dan de kamer - aan het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de gerechtsdeurwaarders een maatregel verbindt, kan de beslissing van de kamer op dit punt niet in stand blijven en dient die beslissing in zoverre worden vernietigd.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar verzoek om schadevergoeding, betaling van gemaakte onkosten en terugbetaling van een onverschuldigd betaald bedrag;
- vernietigt de bestreden beslissing, voor zover de kamer aan de gerechtsdeurwaarders geen maatregel heeft opgelegd;
en, in zoverre, opnieuw beslissende:
- legt aan de gerechtsdeurwaarders elk de maatregel van berisping op;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2015 door de rolraadsheer.