ECLI:NL:GHAMS:2017:4031

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
23-003511-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake voorhanden hebben van vuurwapens

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1958, had in de periode van 29 mei 2014 tot en met 5 juni 2014 in Haarlem een aantal vuurwapens en munitie van categorie III voorhanden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een zwartkruitrevolver, een zwartkruitpistool, een enkelschots pistool en verschillende soorten munitie in zijn bezit had, zonder de benodigde vergunning. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uren. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. Het hof heeft de verdachte niet gevolgd in zijn betoog dat hij niet in het bezit was van het zwartkruitpistool, omdat dit pistool onder hem in beslag was genomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003511-16
datum uitspraak: 11 september 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 9 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-237975-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 29 mei 2014 tot en met 5 juni 2014, althans op 5 juni 2014, te Haarlem een of meer wapens van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:
- een zwartkruitrevolver van het merk Pedersoli, type Remington, kaliber .44 rondbal,
- een zwartkruitrevolver van het merk Uberti, type/model 1860 New Civillian, kaliber .44 rondbal,
- een zwartkruitpistool, merk onbekend, kaliber .38 rondbal,
- een enkelschots pistool, merk onbekend, kaliber .22 short,
- een enkelschots zwartkruitpistool, merk onbekend, kaliber .45 rondbal,
- een revolver, merk onbekend, kaliber .32 S&W, en/of
- een revolver, merk onbekend, kaliber .22 short,
en/of munitie van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten:
- drie eenheidspatronen in het kaliber .32 S&W, en/of
- vier hulzen voorzien van een slaghoedje.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Het hof volgt de verdachte niet in zijn betoog dat hij het in de tenlastelegging genoemde zwartkruitpistool, merk onbekend, kaliber .38 rondbal niet in zijn bezit heeft gehad, omdat uit de stukken van het dossier blijkt dat ook dit pistool onder de verdachte in beslag is genomen (onder andere het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2014066712-16 van 5 juni 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar, tevens gecertificeerd taakaccenthouder vuurwapencriminaliteit [verbalisant] ). Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte ook dit pistool voorhanden heeft gehad.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 29 mei 2014 tot en met 5 juni 2014 te Haarlem wapens van categorie III voorhanden heeft gehad, te weten:
- een zwartkruitrevolver van het merk Pedersoli, type Remington, kaliber .44 rondbal,
- een zwartkruitrevolver van het merk Uberti, type/model 1860 New Civilian, kaliber .44 rondbal,
- een zwartkruitpistool, merk onbekend, kaliber .38 rondbal,
- een enkelschots pistool, merk onbekend, kaliber .22 short,
- een enkelschots zwartkruitpistool, merk onbekend, kaliber .45 rondbal,
- een revolver, merk onbekend, kaliber .32 S&W, en
- een revolver, merk onbekend, kaliber .22 short,
en munitie van categorie II voorhanden heeft gehad, te weten:
- drie eenheidspatronen in het kaliber .32 S&W, en
- vier hulzen voorzien van een slaghoedje.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Vonnis van de politierechter en vordering openbaar ministerie
De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een flink aantal antieke, maar werkende vuurwapens en munitie. Hij beschikte daarvoor niet over een verlof en had deze wapens in zijn ernstig vervuilde woning ook niet op een verantwoorde wijze opgeborgen. Het ongecontroleerd voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee. Gelet op de straffen die door rechters voor vuurwapenbezit plegen te worden opgelegd, welke straffen hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), is bij het voorhanden hebben van vuurwapens in beginsel een gevangenisstraf gerechtvaardigd.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof behalve met de tijd die sinds de bewezen feiten is verstreken, ook rekening gehouden met de bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn fragiele gezondheidssituatie. Bovendien acht het hof het aannemelijk dat de verdachte de voormelde wapens hobbymatig voorhanden had en dat hij geen intentie had daadwerkelijk gebruik te maken van die wapens. Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 september 2017 volgt dat hij in de periode die daarin in beeld is gebracht niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld en dat hij na het thans bewezenverklaarde feit niet opnieuw met justitie in aanraking is geweest. Ten slotte heeft het hof in zijn beschouwingen betrokken dat de verdachte afstand heeft moeten doen van de door hem gekoesterde in de loop der jaren opgebouwde verzameling.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van S.D. van der Heiden, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 september 2017.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.