ECLI:NL:GHAMS:2017:396

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
13-684584-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis wegens ernstige bezwaren en recidivegrond

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis verkeert. De verdachte, geboren in Iran in 1981 en momenteel verblijvende in het huis van bewaring PI Haaglanden te Zoetermeer, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2017, die de verlenging van zijn gevangenhouding beval. Het hof heeft de relevante stukken en de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2017 in overweging genomen, evenals de verklaringen van de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman.

Het hof heeft vastgesteld dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte, die wordt verdacht van betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. De verdachte had eerder een gevangenisstraf van 10 maanden gekregen voor een overtreding van de Opiumwet, wat de vrees voor recidive versterkt. Het hof oordeelt dat de persoonlijke belangen van de verdachte niet opwegen tegen de maatschappelijke veiligheid en de redenen voor zijn voorlopige hechtenis. Daarom heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen.

De beslissing van het hof houdt in dat het beroep tegen de beschikking van de rechtbank wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Deze beschikking is gegeven in raadkamer, waarbij de voorzitter en de raadsheren unaniem tot dit oordeel zijn gekomen.

Uitspraak

13-684584-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1981,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Haaglanden - HvB Zoetermeer te Zoetermeer,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 9 januari 2017, voor zover houdende bevel tot verlenging van de geldigheidsduur van zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Het hof acht op dit moment op basis van de inhoud van het dossier voldoende ernstige bezwaren aanwezig voor de onder 1 en 3 op de vordering inbewaringstelling vermelden feiten. Het hof sluit zich ten aanzien van het onder 1 op de vordering inbewaringstelling vermelde feit aan bij de overwegingen daaromtrent van de rechtbank en neemt die overwegingen over.
Uit het dossier komt de verdenking naar voren dat de verdachte zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Nu uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte d.d. 24 januari 2017 voorts blijkt dat de verdachte op 30 juli 2015 ter zake van het overtreden van de Opiumwet tot een gevangenisstraf van 10 maanden is veroordeeld, is het hof van oordeel dat er gegronde vrees is dat de verdachte zich schuldig zal maken aan een strafbaar feit waarop een gevangenisstraf van 6 jaar of meer is gesteld dan wel waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Gelet op het voorgaande is de vrees gegrond dat schorsingsvoorwaarden onvoldoende zijn om de verdachte te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten. De hier tegenover door de verdachte gestelde persoonlijke belangen zijn van onvoldoende gewicht om op te wegen tegen de gewichtige redenen van maatschappelijke veiligheid die in het bevel tot zijn gevangenhouding zijn aangewezen, welke ook thans nog grond geven tot voortduring van zijn vrijheidsbeneming. Het mondeling gedane schorsingsverzoek wijst het hof dan ook af.
13-684584-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 2 februari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema, voorzitter,
mrs. N.R.A. Meerbeek en N.N. Kirkels-Vrijman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 2 februari 2017,
de advocaat-generaal