In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, gepleegd op 10 januari 2016 te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer, waarbij hij samen met anderen twee pallets met blikken melkpoeder heeft weggenomen uit een bedrijfspand. De verdachte had zich toegang verschaft tot het pand door middel van braak en inklimming. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en is tot een andere bewezenverklaring gekomen. De verdachte had tijdens de zitting in hoger beroep zijn betrokkenheid bij de diefstal bekend, maar heeft niet volledig openheid van zaken gegeven over de rol van zijn mededaders.
Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen. De verdachte had eerder al een strafblad voor vermogensdelicten en was ten tijde van de inbraak in een proeftijd van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft de straf bepaald op 8 weken onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het de strafdoelen van vergelding en generale preventie zwaarder liet wegen dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een bedrijfsinbraak, wat niet alleen materiële schade veroorzaakte, maar ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebracht. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.