ECLI:NL:GHAMS:2017:3950

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2017
Publicatiedatum
2 oktober 2017
Zaaknummer
23-001957-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging stempelvonnis en veroordeling voor medeplegen van verduistering van een mobiele telefoon

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van het medeplegen van verduistering van een mobiele telefoon, toebehorende aan een slachtoffer. De feiten vonden plaats op 28 januari 2016 te Amsterdam, waar de verdachte samen met een ander de telefoon van het slachtoffer heeft toegeëigend. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit slechts een aantekening was en niet voldeed aan de vereisten van een vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 september 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij op het Olympiaplein was en dat hij een andere persoon heeft ontmoet. Hij beweerde dat de telefoon niet was gestolen, maar dat er een misverstand was ontstaan. Het hof heeft echter geen geloof gehecht aan deze verklaring en heeft vastgesteld dat de verdachte de telefoon van het slachtoffer heeft gekregen van een mededader. De verklaringen van de slachtoffers zijn als geloofwaardig beoordeeld.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, en heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De verdachte had eerder al straffen voor vermogensdelicten gekregen, wat in zijn nadeel heeft gewogen. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001957-17
datum uitspraak: 2 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/689054-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
18 september 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 januari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een (mobiele) telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten als houder en/of lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Overweging ten aanzien van het bewijs

De verdachte heeft ter terechtzitting – kort gezegd – verklaard dat hij op 28 januari 2016 op het Olympiaplein was en daar ‘ [naam] ’ (het hof begrijpt: [naam] ) heeft getroffen. Om afscheid te nemen is de verdachte richting ‘ [naam] ’ gelopen en heeft hij hem door de spijlen van een hek een zogenaamde ‘boks’ gegeven. Omdat hun handen daarbij dicht bij elkaar zijn gekomen, kan de aangever [slachtoffer 1] daarom ten onrechte hebben gedacht dat zijn telefoon op dat moment werd gestolen.
Het hof hecht geen geloof aan deze lezing van de gebeurtenissen.
Op grond van inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, in het bijzonder de verklaringen van [slachtoffer 1] en [naam] , acht het hof het door de verdachte voorgespiegelde scenario waarin hij louter een ‘boks’ als afscheid heeft gegeven niet aannemelijk, maar staat voor het hof vast dat door [naam] op dat moment de telefoon van [slachtoffer 1] aan de verdachte is overgedragen.
Anders dan de raadsman ziet het hof geen aanleiding voor het oordeel dat de verklaring van [naam] , voor zover deze door het hof voor het bewijs wordt gebruikt, niet geloofwaardig is, nu deze verklaring in zoverre steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 1] . Evenmin ziet het hof in waarom de verklaring van [slachtoffer 1] ‘met een korrel zout genomen moet worden’, althans niet voor zover die ziet op de wijze waarop hem het telefoontoestel afhandig is gemaakt.
Het hof acht op basis van genoemde bewijsmiddelen het ten laste gelegde bewezen op de wijze als na te melden. Hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht over observaties van het ter plaatste aanwezige politiepersoneel en het al dan niet ten tonele verschijnen van een (op een) pistool (gelijkend voorwerp), leidt het hof niet tot een ander oordeel.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 januari 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een mobiele telefoon (merk Samsung), toebehorende aan [slachtoffer 1] , welk goed zijn mededader anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als lener, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van verduistering.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht om de verdachte, in geval van een bewezenverklaring, te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 25 uren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de verduistering van een mobiele telefoon. Zij hebben daarbij op een brutale wijze misbruik gemaakt van de goede trouw van het slachtoffer. Slechts door adequaat ingrijpen van de politie heeft de bestolene weer de beschikking over het – vermoedelijk kostbare – apparaat kunnen krijgen. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor andermans eigendommen. Daar komt bij dat een mobiele telefoon tegenwoordig veelal allerlei persoonlijke gegevens bevat, waardoor het verlies daarvan ook om die reden buitengewoon vervelend kan zijn.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 september 2017 zijn hem eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk straffen opgelegd, hetgeen in zijn nadeel weegt. Het hof ziet al het voorgaande in aanmerking genomen geen reden om af te wijken van de door de politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde taakstraf.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 47 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. J.J.I. de Jong en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van
D.J. Herbrink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
2 oktober 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.