ECLI:NL:GHAMS:2017:388

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2017
Publicatiedatum
10 februari 2017
Zaaknummer
13-703357-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek voorlopige hechtenis in verband met ernstige bezwaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in Marokko in 1993 en thans verblijvende in het huis van bewaring te Zwaag, had hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2017, die een bevel tot zijn gevangenhouding had gegeven. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft zowel de advocaat-generaal als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman, gehoord.

Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bevestigd, voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen. Daarbij heeft het hof de 'kleine recidivegrond' toegevoegd op basis van de documentatie van de verdachte. Uit het dossier bleek dat de verdachte was aangetroffen in een gestolen auto, waarin ook inbrekersgereedschap en gestolen goederen waren aangetroffen. Het hof oordeelde dat er voldoende ernstige bezwaren waren voor de feiten die aan de vordering tot inbewaringstelling ten grondslag lagen.

Met betrekking tot het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis heeft het hof overwogen dat er op 27 februari 2017 een nieuw reclasseringsadvies wordt verwacht. Het hof achtte het van belang om eerst helderheid te verkrijgen over mogelijke interventies voordat een schorsing van de voorlopige hechtenis aan de orde kon komen. Daarom werd het verzoek tot schorsing afgewezen. De beslissing van het hof was dat het beroep tegen de bestreden beschikking werd afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

13-703357-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep
in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedag] 1993,
wonende te [adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring PI Noord Holland Noord - HvB Zwaag te Zwaag,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 2 januari 2017, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 5 januari 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust, met dien verstande dat het hof gelet op de documentatie van de verdachte de zogenoemde ‘kleine recidivegrond’ toevoegt.
Uit het dossier blijkt onder meer het navolgende.
In het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de melding auto-inbraak is gerelateerd dat een grijze Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] was weggereden. De betreffende auto is kort daarna gecontroleerd door de verbalisanten. In de auto zat onder meer verdachte en werden meerdere gestolen goederen afkomstig uit de auto’s van aangevers aangetroffen alsmede inbrekersgereedschap. Bovendien lagen door de gehele auto glassplinters van veiligheidsglas. Gelet op het vorenstaande alsmede in aanmerking genomen dat de verdachte hiervoor tot op heden geen verklaring heeft afgegeven, acht het hof voldoende ernstige bezwaren aanwezig voor de op de vordering inbewaringstelling genoemde feiten.
Het hof is van oordeel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 67a, derde lid, Sv zich thans niet voordoet.
Met betrekking tot het gedane schorsingsverzoek overweegt het hof dat op 27 februari 2017 een nieuw reclasseringsadvies wordt verwacht. Het hof acht het van belang dat eerst helderheid wordt verkregen welke interventies wellicht mogelijk zijn voordat sprake kan zijn van een eventuele schorsing. Het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte zal derhalve thans worden afgewezen.
13-703357-16

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen,
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 2 februari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema, voorzitter,
mrs. N.R.A. Meerbeek en N.N. Kirkels-Vrijman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.F. van der Heide als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 2 februari 2017,
de advocaat-generaal