2.2Het extract proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 23 juni 2017 vermeldt, voor zover hier van belang, het volgende:
De voorzitter benoemt de onderwerpen die op 19 juni aan de orde zijn gekomen en deelt mee dat het op 19 juni 2017 ingediende wrakingsverzoek op 22 juni 2017 is afgewezen. De voorzitter deelt mede dat het hof inmiddels heeft beraadslaagd over de voorlopige hechtenis en heeft besloten dat de schorsing van het bevel tot gevangenneming van de verdachte wordt opgeheven met ingang van heden en deelt in dat verband mede:
De verdachte is bij vonnis van 16 november 2012 door de meervoudige kamer van de rechtbank Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, waarbij tevens de gevangenneming van de verdachte is bevolen, waarbij onder meer werd overwogen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich aan de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf zal onttrekken. Namens de verdachte is op 30 november 2012 van dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep richt zich tegen de bewezenverklaring van feit 1 alsmede de strafoplegging en alle ter terechtzitting in eerste aanleg genomen beslissingen, waaronder het bevel tot gevangenneming. Ter terechtzitting in hoger beroep van 21 mei 2015 is door de raadsman verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen, subsidiair te schorsen, ten einde hem in staat te stellen naar de zitting te komen en een verklaring af te leggen. Het hof heeft naar aanleiding van het verzoek van de raadsman de voorlopige hechtenis die tegen de verdachte was bevolen, geschorst voor onbepaalde tijd onder voorwaarden als nader omschreven in de beschikking van 21 mei 2015 van dit hof.
De verdachte is ter terechtzitting van 18 november 2015 en 19 juni 2017 verschenen.
Op de terechtzitting van 19 juni 2017 heeft de verdachte, op vragen naar zijn verblijfadres, verklaard dat hij thans in Zwitserland woont. De verdachte heeft zijn adres in Zwitserland niet kenbaar willen maken en verklaard dat verdere correspondentie in de onderhavige strafzaak nog steeds verzonden kan worden naar het kantooradres van zijn raadsman. In de loop van de terechtzitting van 19 juni 2017 zijn vervolgens door het hof de voorwaarden, verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, aan de orde gesteld en is de verdachte voorgehouden dat één van de schorsingsvoorwaarden behelst dat de verdachte ‘iedere wijziging in zijn verblijfadres terstond aan de advocaat-generaal zal doorgeven’. De verdachte heeft de
verhuizing naar Zwitserland niet doorgegeven aan de advocaat-generaal. De verdachte heeft daarop verklaard dat hij thans nog niet in Zwitserland woont, maar verblijft in de woning van de ouders van zijn partner, gelegen aan de [adres] .
Gelet op het feit dat de verdachte thans niet staat ingeschreven op een adres in Nederland, hij in het verleden wisselende adressen heeft gehad in het buitenland (Frankrijk, Malta, Albanië, Hong Kong en een aangekondigde verhuizing naar China), hij tijdens het opsporingsonderzoek moeilijk traceerbaar is gebleken en ter terechtzitting in eerste aanleg niet is verschenen alsmede gelet op de omstandigheid dat hij ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2017, op vragen naar zijn verblijfadres, wisselend heeft verklaard, door eerst te verklaren dat hij in Zwitserlandwoont - zonder zijn woonadres in Zwitserland kenbaar te willen maken - en later, op de vraag waarom hij zijn adres in Zwitserland niet terstond conform de schorsingsvoorwaarde aan de advocaat-generaal heeft doorgegeven, te verklaren dat hij thans nog wél in Nederland verblijft, is het hof van oordeel dat de afweging tussen enerzijds het belang van de verdachte om zijn berechting in vrijheid te kunnen afwachten en anderzijds het strafvorderlijk belang dat verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van een opgelegde vrijheidsstraf zal onttrekken, dan wel niet voor justitie vindbaar zal zijn, door het hof thans anders worden gewogen.
Overwegende dat er derhalve nog immer een grond voor toepassing van voorlopige hechtenis aanwezig is, en dat, mede gelet op het veroordelend vonnis, tegen verdachte de verdenking en ernstige bezwaren bestaan dat hij zich aan het onder 1 ten laste gelegde, waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, heeft schuldig gemaakt, zal het hof bevelen dat de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte dient te worden opgeheven.
De raadsman mr. Korvinus deelt hierop mede dat de verdediging per heden het hof wraakt omdat hij de beslissing ongehoord vindt.
De raadsman mr. Korvinus wordt in de gelegenheid gesteld zijn wrakingsgrond naar voren te brengen en nader toe te lichten. De raadsman mr. Korvinus deelt daarop mede: De beslissing van het hof geeft blijk van volstrekte vooringenomenheid voor [verzoeker] . Ik zal het verder toelichten ten overstaan van de wrakingskamer. Het wrakingsverzoek richt zich tegen alle leden van het hof.