Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De verdere beoordeling
geenbed in de woonkamer stond, omdat hij in dit verband heeft verklaard dat hij zich “niet helemaal goed [kan] herinneren wat er stond, omdat het vrij rommelig was”, alsmede dat hij zich “niet [kan] herinneren dat er een bed stond”. Ook overigens overtuigt diens verklaring niet, omdat hij zijn conclusies vaak op eigen
indrukkenen informatie van derden, en niet op zelf geconstateerde feiten, baseert, waardoor zijn verklaring een wat speculatief karakter krijgt. Dat geldt met name voor de door hem getrokken conclusie dat [geïntimeerde] in 2011, toen – naar vaststaat – een vrouw enige tijd in de woning heeft gewoond, daar geen hoofdverblijf heeft gehad, waarbij het hof betrekt wat [geïntimeerde] zelf als getuige hieromtrent heeft verklaard (zie daarvoor de derde alinea van pagina 3 van het desbetreffende proces-verbaal), wat het hof niet onaannemelijk voorkomt. De verklaring van de getuige [getuige 5] kan hieraan niet afdoen. De verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] overtuigen niet omdat (ook) hen te eniger tijd door (een vertegenwoordiger van) de verhuurder is gezegd dat [geïntimeerde] geen hoofdverblijf in de woning had, wat twijfel oproept met betrekking tot de objectiviteit van hun verklaringen. Voor het overige hebben hun verklaringen weinig relevante inhoud. Voor zover daarin wordt verwoord dat zij [geïntimeerde] (heel) weinig hebben gezien, geldt ook hier dat dit op zichzelf en mede in het licht van wat het hof hierna nog (onder 2.7) zal overwegen, onvoldoende is voor de conclusie dat [geïntimeerde] in die periode geen hoofdverblijf in de woning heeft gehad.
lid 3van de huurovereenkomst – waarop Inhuizen kennelijk doelt – dat hij andere personen bij zich mag doen inwonen als deze rechtstreeks tot zijn gezin behoren, waartoe naar het oordeel van het hof – anders dan Inhuizen stelt – zijn zoon, diens partner en hun dochter wel dien(d)en te worden gerekend. Van een toerekenbare tekortkoming van de kant van [geïntimeerde] op deze grond is dus geen sprake.