De notaris heeft over de omstandigheden waaronder het testament tot stand is gekomen
- samengevat weergegeven - in eerste aanleg en hoger beroep het volgende verklaard.
De notaris heeft twee gesprekken met erflaatster gevoerd van elk ongeveer een uur. Tussen de twee gesprekken is bijna een maand verstreken; het eerste gesprek vond plaats op 4 februari 2009 en het testament is op 2 maart 2009 gepasseerd. Beide keren heeft een stiefdochter erflaatster naar het notariskantoor gebracht, maar de gesprekken hebben buiten aanwezigheid van deze stiefdochter plaatsgevonden. De notaris weet niet wie de afspraak voor het eerste gesprek heeft gemaakt. De notaris heeft in het eerste gesprek de algemene vraag gesteld waarmee zij erflaatster van dienst kon zijn, waarop erflaatster heeft geantwoord dat zij haar testament wilde wijzigen en wat de reden voor deze wijziging was. In beide gesprekken was erflaatster duidelijk en consistent in wat zij wilde. Erflaatster heeft duidelijk gemotiveerd waarom zij het testament wilde aanpassen en realiseerde zich wat de gevolgen daarvan waren. Na het eerste gesprek is aan erflaatster op 20 februari 2009 een concept toegezonden.
De notaris was er niet mee bekend dat erflaatster al regelmatig haar testament had laten wijzigen. Erflaatster heeft haar dit niet verteld en inzage in het Centraal Testamentenregister is pas na overlijden mogelijk.
De notaris was er niet van op de hoogte dat erflaatster dementerend was/zou zijn. De notaris wist wel van de onderbewindstelling van het vermogen van erflaatster en zij heeft dit ook met erflaatster besproken. Volgens erflaatster was haar vermogen om praktische redenen onder bewind gesteld. De notaris was er van op de hoogte dat erflaatster in een serviceflat woonde, maar daarmee is in de optiek van de notaris nog geen sprake van ‘niet zelfstandig wonen’.
Tijdens beide gesprekken heeft de notaris geen enkele twijfel gekregen omtrent het vermogen van erflaatster om haar wil te bepalen. Aangezien de notaris zich realiseerde dat een aantal indicatoren op de situatie van dat moment van toepassing was - zoals de onderbewindstelling van het vermogen van erflaatster en het feit dat zij naar het kantoor werd gebracht door een stiefdochter die zou profiteren van de wijziging van het testament - heeft zij voor de zekerheid besloten om twee ervaren medewerkers van het kantoor te laten optreden als getuigen. Nadat de getuigen zich bij het gesprek hadden gevoegd, heeft de notaris erflaatster verzocht nog een keer te vertellen wat zij in haar testament wenste te regelen. De getuigen hebben na afloop hiervan aan de notaris meegedeeld dat zij geen bijzonderheden hadden opgemerkt en dat zij ervan overtuigd waren dat erflaatster haar wil kon bepalen. Pas daarna is de notaris overgegaan tot het passeren van het testament.
De notaris heeft het Stappenplan niet gehanteerd omdat bij haar noch bij de twee getuigen enige twijfel was gerezen over het vermogen van erflaatster om haar wil te bepalen.
In de dossieraantekeningen staat volgens de notaris voornamelijk vermeld welke beweegredenen erflaatster had om haar testament te wijzigen.
De nota is tezamen met het afschrift van het testament aan erflaatster meegegeven, zoals op het kantoor van de notaris gebruikelijk is bij akten in de familierechtelijke sfeer. De notaris heeft niet nader onderzocht wie de nota betaald heeft omdat dat in beginsel niet van belang is voor haar beoordeling van de wilsbekwaamheid van erflaatster.