ECLI:NL:GHAMS:2017:3735

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
18 september 2017
Zaaknummer
200.216.186/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris inzake de afwikkeling van een nalatenschap met betrekking tot de broer van klager

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen de notaris over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn overleden broer, die op 5 mei 2013 is overleden. Klager verwijt de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld en de belangen van zijn ouders niet te hebben behartigd. De klacht is ingediend na een eerdere beslissing van de kamer voor het notariaat, die klager niet-ontvankelijk had verklaard in zijn klachten. Het hof heeft de zaak behandeld op 13 juli 2017, waarbij zowel klager als de notaris, vertegenwoordigd door haar advocaat, aanwezig waren.

De notaris was betrokken bij de afwikkeling van de nalatenschap tot 1 januari 2014. Klager stelt dat de notaris niet de zorg heeft betracht die van haar verwacht mocht worden bij het opstellen van een verklaring op 30 oktober 2013, waarin de moeder van klager volmacht gaf aan de echtgenote van de broer om de nalatenschap af te wikkelen. Klager heeft eerder klachten ingediend over de notaris, die door de kamer als ongegrond zijn afgewezen.

Het hof heeft de eerdere beslissing van de kamer bevestigd, waarbij het heeft geoordeeld dat klager niet bevoegd was om namens zijn ouders op te treden en dat de notaris niet verplicht was om klager te informeren over de afwikkeling van de nalatenschap. Het hof heeft geconcludeerd dat klager niet kan worden ontvangen in zijn klachten en heeft de bestreden beslissing onder verbetering van gronden bevestigd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.216.186/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/311057 / KL RK 16-126
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 19 september 2017
inzake
mr. [naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde: J.D. Kraaikamp, advocaat te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 22 mei 2017 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 25 april 2017. De kamer heeft in de bestreden beslissing klager niet-ontvankelijk verklaard in alle onderdelen van zijn klacht tegen geïntimeerde (hierna: de notaris).
1.2.
De notaris heeft op 3 juli 2017 (per post op 10 juli 2017) een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.3.
Op 12 juli 2017 heeft het hof van klager nog een brief met (reeds bij het hof bekende) producties ontvangen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 juli 2017. Klager en de notaris, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager en de gemachtigde van de notaris aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

3.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
3.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.
De broer van klager, [naam] (hierna: de broer), is op 5 mei 2013 overleden. De broer woonde samen met zijn echtgenote, [naam] (hierna: de echtgenote), in [plaats] te [buitenland]. De ouders van de broer (hierna: de ouders) en de echtgenote zijn naar [buitenlands] recht als erfgenamen gerechtigd tot de nalatenschap van de broer.
3.2.2.
De notaris is (tot 1 januari 2014) betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de broer.
3.2.3.
Op 2 juli 2013 hebben de ouders een ‘Letter of consent to appoint executor’ (te weten de echtgenote) getekend. Op 30 oktober 2013 heeft de moeder van klager (hierna: de moeder) op notarieel vignetpapier ten overstaan van de notaris een verklaring getekend waarin onder meer het volgende is vermeld:
“(..)
- dat zij (..) geen vertrouwen heeft in haar zoon de heer [klager] en hem derhalve ook geen volmacht geeft om haar belangen te behartigen inzake de nalatenschap van haar zoon, de heer [de broer].
Vervolgens verklaart zij volmacht te geven aan haar schoondochter mevrouw [naam] (..) om terzake van de nalatenschap alle benodigde rechtshandelingen te verrichten, (..), voorts om al datgene verder te doen hetgeen terzake van een juiste afwikkeling van de nalatenschap door de gevolmachtigde raadzaam wordt geacht (..).”
3.2.4.
In een eerdere tuchtprocedure heeft klager klachten tegen de notaris ingediend bij de kamer met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van de broer (deze zaak is bij de kamer bekend onder klachtnummer AL/2013/165). De klachten zagen op verwijten dat de notaris i) de volmacht van de moeder (aan klager) van 6 oktober 2013 niet wilde erkennen, ii) ongemotiveerd niet heeft erkend dat klager als zaakwaarnemer van zijn demente vader optrad en iii) hem onder de gegeven omstandigheden niet heeft geïnformeerd over de gang van zaken rondom de afwikkeling van de nalatenschap van de broer en niet heeft aangegeven wie zij beschouwde als ‘betrokken partijen’.
3.2.5.
De plaatsvervangend voorzitter van de kamer heeft bij beslissing van 25 februari 2014 de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen en daartoe, voor zover van belang, het volgende overwogen:
“De notaris was noch op grond van de volmacht van 6 oktober 2013 noch op grond van het door klager gepretendeerde zaakwaarnemerschap van zijn vader verplicht klager informatie te verschaffen over de afwikkeling van de nalatenschap van de erflater, des te minder nu de moeder van klager uitdrukkelijk heeft verklaard dat zij niet wil dat klager bij die afwikkeling wordt betrokken.
Nu klager buiten de afwikkeling van de nalatenschap staat, bestaat er voor de notaris geen verplichting klager te informeren, noch in het algemeen, noch over wie zij bedoelt met ‘betrokken personen’.”
3.2.6.
Tegen voormelde beslissing heeft klager verzet ingesteld bij de kamer. Na onderzoek van de klacht heeft de kamer bij beslissing van 17 juni 2014 het verzet ongegrond verklaard. Daarbij is onder meer overwogen:
“De omstandigheid dat de notaris ervan mocht uitgaan dat klager niet bevoegd was zijn moeder te vertegenwoordigen bij de afwikkeling van de nalatenschap, brengt mee dat op de notaris niet de verplichting rustte klager over die afwikkeling of de daarmee verband houdende onderwerpen te informeren. De stelling van klager dat hij de zaakwaarnemer is van zijn vader, maakt dat niet anders. De notaris was niet gehouden op grond van een dergelijke mededeling van klager hem de verlangde informatie te verstrekken.”
3.2.7.
Op 8 januari 2015 is de vader van klager (hierna: de vader) overleden. Bij testament van 6 december 2010 heeft de vader over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament heeft de vader de moeder tot zijn enige erfgenaam benoemd en is een tweetrapsmaking opgenomen waardoor klager verwachter is in de nalatenschap van de vader. Als verwachter heeft klager in ieder geval krachtens III onder b van het testament recht om bij de (boedel)beschrijving aanwezig te zijn en moet hij tijdig door de betrokken notaris worden opgeroepen.
3.2.8.
De notaris heeft met (de afwikkeling van) de nalatenschap van de vader geen bemoeienis gehad.

4.Standpunt van klager

In de kern verwijt klager de notaris onzorgvuldig te hebben gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van de broer (beschreven onder a van het klaagschrift). Volgens klager heeft de notaris de belangen van de ouders niet behartigd (onderdelen b tot en met f en h tot en met n) en heeft zij bij het opstellen en laten ondertekenen van de verklaring van 30 oktober 2013 niet de zorg betracht die van haar als notaris mocht worden verwacht (onderdeel g).

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de notaris wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Beoordeling

Klachtonderdelen b tot en met f en h tot en met n
6.1.
Klager heeft bij de kamer aangevoerd dat door het overlijden van de vader diens testament effect sorteert en hij als ‘verwachter’ een notariële beschrijving dient te ontvangen van het vermogen waarop de tweetrapsmaking rust. Het hof zal dit vermogen hierna aanduiden als het bezwaarde vermogen. Tot het bezwaarde vermogen behoort ook de erfrechtelijke aanspraak van de vader in de nalatenschap van de broer. Klager is van mening dat hij thans belanghebbende is en mitsdien bevoegd is om een klacht in te dienen over de afwikkeling van de nalatenschap van de broer door de notaris, meer in het bijzonder over het feit dat de notaris de belangen van de ouders niet goed heeft behartigd.
6.2.
De kamer heeft ten aanzien van de verwijten van klager – kort samengevat – het volgende overwogen. Bij beslissing van 17 juni 2014 heeft de kamer reeds geoordeeld dat klager niet bevoegd was om namens de ouders op te treden, zodat de notaris niet gehouden was hem te informeren over haar werkzaamheden. Voor zover klager thans opnieuw naar voren brengt dat de notaris de belangen van de ouders in de periode tot januari 2014 niet goed zou hebben behartigd, kan hij in die klachten niet worden ontvangen.
6.3.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de kamer zoals hierboven weergegeven en de gronden waarop dat berust. Het feit dat klager inmiddels verwachter is in de nalatenschap van de vader, maakt het voorgaande niet anders. Dit betekent dat klager niet kan worden ontvangen in de klachtonderdelen b tot en met f en h tot en met n.
6.4.
Het hof merkt nog op dat klager weliswaar als verwachter in de nalatenschap van de vader en dus als erfgenaam onder opschortende voorwaarde recht heeft op informatie, meer in het bijzonder inzage in en het recht om bij de boedelbeschrijving ter zake van de nalatenschap van de vader aanwezig te zijn (zie hiervoor onder 3.2.7.), maar daarvoor moet klager bij de bezwaarde erfgenaam, te weten de moeder, zijn. De notaris heeft immers geen bemoeienis (gehad) met (de afwikkeling van) de nalatenschap van de vader.
Klachtonderdeel g
6.5.
Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de verklaring van 30 oktober 2013 is het hof van oordeel dat klager daarin eveneens niet kan worden ontvangen wegens een gebrek aan belang. De ten overstaan van de notaris door de moeder getekende verklaring houdt in een ‘boedelvolmacht aan de echtgenote’. Klager kan niet worden aangemerkt als een persoon die daaraan enig recht kan ontlenen. Daar komt bij dat deze verklaring enkel behelst de schriftelijke vastlegging van hetgeen de moeder uitdrukkelijk heeft verklaard ten overstaan van de notaris.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing onder verbetering van gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, A.H.N. Stollenwerck en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2017 door de rolraadsheer.