Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002290-16
datum uitspraak: 21 juni 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-700216-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 04 februari 2014, te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten een personenauto (merk audi, type Q5, voorzien van het kenteken [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
hij op of omstreeks 04 februari 2014, te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een voorwerp, te weten een personenauto (merk audi, type Q5, voorzien van het kenteken [kenteken] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
subsidiair:
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een voorwerp, te weten een personenauto (merk audi, type Q5, voorzien van het kenteken [kenteken] ) te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen en/of om te zetten, althans van dat voorwerp gebruik te maken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Alkmaar, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een voorwerp, te weten een personenauto (merk audi, type Q5, voorzien van het kenteken [kenteken] ) te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen en/of om te zetten, althans van dat voorwerp gebruik te maken, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De verdachte heeft op 4 februari 2014 te Alkmaar bij garage [garage] een auto, merk Audi type Q5 (hierna: de auto) op zijn naam laten zetten. Verdachte betwist deze handeling niet en heeft verklaard dat hij dit als ‘vriendendienst’ deed voor medeverdachte [medeverdachte] .
Het hof stelt vast dat de verdachte de auto heeft gekocht, waarna de auto – na ontvangst van de koopsom - op zijn naam is gesteld door middel van een (digitale) overschrijving bij de RDW. Daarmee is voor de verdachte het recht op levering ontstaan. Tot levering van de auto en daarmee de feitelijke zeggenschap over de auto is het niet gekomen. Alvorens de verdachte de feitelijke zeggenschap over de auto verkreeg (door sleuteloverdracht), bleek van de frauduleuze betaling van de koopsom. Het begrip ‘verwerven’ veronderstelt feitelijke zeggenschap ten aanzien van het goed (lees, de auto). Verwerven impliceert een feitelijke overdracht. Nu dit stadium in de uitvoering van de koopovereenkomst niet is bereikt, komt het hof tot het oordeel dat het verwerven is gebleven bij een poging daartoe. Dit laatste is in het primair gedeelte van de tenlastelegging niet aan de verdachte ten laste gelegd. Uit het dossier blijkt evenmin dat de verdachte de auto anderszins voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet. Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Nietigheid van de inleidende dagvaarding
Het hof is bij de beraadslaging tot de conclusie gekomen dat de dagvaarding in eerste aanleg wat betreft het subsidiair tenlastegelegde nietig dient te worden verklaard.
Het overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering moet de dagvaarding onder meer een opgave van het ten laste gelegde feit bevatten alsmede de omstandigheden waaronder dat feit zou zijn begaan. Het hof is van oordeel dat de tenlastelegging met betrekking tot de subsidiair ten laste gelegde ‘poging tot (schuld)witwassen’ onvoldoende feitelijk en geconcretiseerd is, waardoor het onduidelijk is waaruit ‘de poging tot (schuld)witwassen’ bestaat en welke feitelijke handelingen de verdachte worden verweten. In de tekst van de tenlastelegging is alleen het voornemen beschreven, enige beschrijving van een feitelijke gedraging ontbreekt. Het hof verklaart derhalve het subsidiair ten laste gelegde van de dagvaarding nietig.
Beslag
Het hof zal de teruggave van de onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerpen gelasten. De voorwerpen behoren aan verdachte toe.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de dagvaarding in eerste aanleg wat betreft het subsidiair ten laste gelegde nietig
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1
STK Telefoontoestel, kleur: zwart. Merk Samsung. Goednummer 478119
1
STK Computer, kleur: zwart. Merk onbekend, betreft een server. Goednummer 478827
1
STK SIM-kaart. Merk: Lebara Movil. Goednummer 478829
1
STK Autotelefoon, kleur: zwart. Merk Samsung. Goednummer 478830
1
STK Autotelefoon, kleur: wit. Merk Nokia 2100. Goednummer 478836
1
STK Autotelefoon, kleur: zwart. Merk Nokia 6021. Goednummer 478838
1
STK Gegevensdrager, kleur: zwart. Merk: Packard Bell. Goednummer 478840.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M.P. Geelhoed, mr. P.A.M. Hoek en mr. R.P. den Otter, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
21 juni 2017.
=========================================================================
[…]