ECLI:NL:GHAMS:2017:3629

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 mei 2017
Publicatiedatum
10 september 2017
Zaaknummer
23-001218-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van straf in hoger beroep betreffende onroerend goed in het buitenland en bijstandsuitkering

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 maart 2016. De verdachte, geboren in 1959, had nagelaten om onroerend goed in Turkije te melden bij de uitkeringsinstantie, terwijl hij een bijstandsuitkering ontving. Dit was van belang voor de vaststelling van zijn recht op uitkering en de hoogte daarvan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende bijna zes jaar deze informatie niet heeft doorgegeven, wat heeft geleid tot een benadelingsbedrag van meer dan € 102.000,-. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de straf uiteindelijk vastgesteld op zes maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij het vonnis van de rechtbank is bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging, die is vernietigd. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De beslissing is genomen op basis van artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001218-16
datum uitspraak: 31 mei 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 29 maart 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-710415-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1959,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door
de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging -in zoverre zal het vonnis worden vernietigd- en met dien verstande dat het hof:
- voetnoot 8 op pagina 3 wijzigt, welke als volgt komt te luiden: Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 september 2014.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft, gedurende een periode van bijna zes jaar, nagelaten bij de uitkeringsinstantie te melden dat hij over onroerend goed beschikte (of kon beschikken) in Turkije, terwijl hij een bijstandsuitkering ontving. Dit gegeven was relevant voor de vaststelling van het recht op uitkering en/of de hoogte en duur daarvan. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij aldus het op juiste wijze vaststellen van zijn recht op een uitkering heeft gefrustreerd. Het gaat hier bovendien om een uitkering die is bedoeld als laatste voorziening in het huidige stelsel van sociale zekerheid en alleen wordt toegekend aan diegenen die niet in staat kunnen worden geacht voldoende zelfstandig in de kosten van het bestaan te voorzien en/of niet kunnen beschikken over voldoende middelen van bestaan. Door deze manier van handelen heeft de verdachte het sociale stelsel en het daarin te stellen vertrouwen ondergraven. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 mei 2017 is hij eerder ter zake van andersoortige strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Bij de bepaling van de straf heeft het hof als uitgangspunt genomen dat gedurende de bewezenverklaarde periode blijkens de stukken van het geding het totale benadelingsbedrag ruim € 102.000,- bedroeg, welk bedrag mede een indicatie vormt voor het bepalen van de hoogte van de straf.
Het LOVS (Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken) houdt als oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag van tussen de € 70.000 tot € 125.000
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf tot negen maanden aan, dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. In het licht van deze oriëntatiepunten, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de overige in deze zaak mee te wegen omstandigheden zoals de lange duur van de bewezenverklaarde periode, acht het hof de oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 227b van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. A.M. van Amsterdam, mr. S. Clement en mr. P. Greve, in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 mei 2017.
Mr. P. Greve is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[adres]