ECLI:NL:GHAMS:2017:3614

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 augustus 2017
Publicatiedatum
8 september 2017
Zaaknummer
23-004438-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van een ruit van een woning met alternatieve lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde gesteld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963, was aangeklaagd voor het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen van een raam van een woning in Amsterdam op 27 oktober 2016. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem eerder had veroordeeld tot een taakstraf van 8 uren, subsidiair 4 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 20 juli 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij naar de woning was gegaan om kleding en post af te leveren. Hij beweerde dat hij glasgerinkel hoorde en een persoon zag wegrennen, wat een alternatieve lezing van de gebeurtenissen suggereerde. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte in kennelijke staat van dronkenschap werd aangetroffen en dat er getuigen waren die hem op de plaats delict zagen staan, met een bebloede hand en zonder een verklaring voor zijn verwondingen.

Het hof heeft de alternatieve lezing van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde gesteld, omdat deze niet werd ondersteund door het dossier. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het vernielen van de deurbel, maar heeft wel bewezen verklaard dat hij het raam heeft vernield. De verdachte is strafbaar bevonden en het hof heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, die voorwaardelijk is, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft ook bepaald dat de verdachte een in beslag genomen geldbedrag van € 351,75 terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij twee rechters niet in staat waren het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004438-16
datum uitspraak: 3 augustus 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-220360-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 20 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een deurbel (van perceel [adres 2] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier ruimte laat voor het alternatieve scenario zoals dat door de verdachte is geschetst.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2016 naar de woning aan de [adres 2] is gegaan om een kleding en post af te leveren en, op het moment dat hij vóór de deur van de woning stond en de spullen in de brievenbus stopte, glasgerinkel hoorde, waarna hij een persoon zag wegrennen of wegfietsen. De mogelijkheid bestaat dat die persoon het raam van de woning heeft vernield.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen (p. 8 e.v.) blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , kort nadat zij een melding hadden ontvangen en ter plaatse waren gekomen, de verdachte in kennelijke staat van dronkenschap voor genoemde woning aantroffen. Een raam van de woning bleek te zijn vernield. De verdachte werd vastgehouden door een buurtbewoonster die verklaarde dat zij hard gebonk en glasgerinkel hoorde, daarop naar buiten is gegaan en de verdachte op straat voor de woning zag staan. Zij heeft verklaard dat de verdachte daar alleen stond. De hand van de verdachte was bebloed, terwijl op de grond voor de woning druppels bloed lagen. De verdachte heeft tegenover de verbalisanten geen verklaring voor deze verwonding kunnen geven. Later heeft de verdachte verklaard dat hij zijn hand aan de brievenbus had opengehaald.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het door de verdachte geschetste scenario geen steun vindt in het dossier en ook anderszins niet aannemelijk is geworden. Hierbij heeft het hof meegewogen dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij, op het moment dat de buurtbewoonster naar buiten kwam, op straat stond te praten met een andere persoon. Dit is in tegenspraak met de hiervoor weergegeven bevindingen en met hetgeen de verdachte eerder heeft verklaard. Het hof stelt de alternatieve lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde.
Het verweer wordt verworpen.
Anders dan de politierechter en de advocaat-generaal acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte ook de deurbel van de woning heeft vernield. De verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2016 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een raam van perceel [adres 2] , toebehorende aan [benadeelde] , heeft vernield.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 8 uren, subsidiair 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling door een steen door het raam van de woning van de partner van verdachtes ex-vriendin te gooien. Dit is een ernstig feit, dat schade oplevert voor de betrokkene en tevens gevoelens van angst en onveiligheid teweegbrengt in de samenleving.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 juli 2017 is hij eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de hiervoor overwogen ernst van het feit, met name de impact die dit heeft op ex-vriendin van de verdachte en haar partner, alsmede gelet op de eerdere veroordeling van de verdachte wegens een geweldsmisdrijf, acht het hof in beginsel een taakstraf voor de duur van 40 uren passend en geboden.
In de persoonlijke situatie van de verdachte ziet het hof aanleiding deze taakstraf geheel voorwaardelijk op te leggen. Dit dient de verdachte er tevens van te weerhouden zich opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag groot € 351,75.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. G. Oldekamp en mr. J.J.I. de Jong, in tegenwoordigheid van
mr. P.M. Huizenga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
3 augustus 2017.
Mr. M.J.A. Duker en mr. J.J.I. de Jong zijn buiten staat het arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]