In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 11 januari 2017. De tenlastelegging betrof de diefstal van twee blikjes bier uit een Albert Heijn supermarkt op 5 augustus 2016. De verdachte had de winkel verlaten zonder te betalen, maar was later teruggekeerd om één blikje te betalen, wat volgens het hof de diefstal niet kon rechtvaardigen.
Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van de opsporingsambtenaren, zorgvuldig gewogen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de voltooide diefstal van de blikjes bier. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.