ECLI:NL:GHAMS:2017:3540

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
23-000178-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake voltooide diefstal van blikjes bier in supermarkt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 4 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1972 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor diefstal en had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 11 januari 2017. De tenlastelegging betrof de diefstal van twee blikjes bier uit een Albert Heijn supermarkt op 5 augustus 2016. De verdachte had de winkel verlaten zonder te betalen, maar was later teruggekeerd om één blikje te betalen, wat volgens het hof de diefstal niet kon rechtvaardigen.

Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder aangiften en proces-verbaal van de opsporingsambtenaren, zorgvuldig gewogen. De verdachte werd schuldig bevonden aan de voltooide diefstal van de blikjes bier. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, waarbij het hof rekening hield met de ernst van het feit en de recidive van de verdachte. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000178-17
datum uitspraak: 4 september 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 11 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-161994-16 tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 [geboorteplaats] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 augustus 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 augustus 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere blikje(s) bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsmiddelen en bewijsoverweging

1. Een aangifteformulier winkeldiefstal van [teamleider] , als teamleider werkzaam bij Albert Heijn BV, vestiging [adres] (doorgenummerde pagina’s 3-4). Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van
[teamleider]:
Ik zag op 5 augustus 2016 dat meneer binnenkwam in onze supermarkt (Albert Heijn te Amsterdam) zonder een winkelmandje te pakken. Ik zag dat meneer naar het bierschap liep en twee blikjes Bavaria in zijn handen nam. Ik zag dat meneer tussen de kassa’s door naar buiten liep. Mijn collega achter de balie riep meneer terug, want meneer was al buiten. De meneer liep mee naar de onderzoeksruimte. Hij gaf op te zijn: [verdachte] , geboren op 18 maart 1972.
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina 10). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als relaas van
de verbalisant:
Op 5 augustus 2016 bekeek ik de bewegende beelden van een winkeldiefstal, gepleegd in de Albert Heijn aan het Haarlemmerplein door [verdachte] , geboren op 18 maart 1972. De beelden op de cd-rom waren voorzien van de datum 05-08-2016.
Ik zag dat [verdachte] de winkel kwam binnenlopen. Ik herkende hem direct, aangezien ik hem heb gezien tijdens het verhoor. [verdachte] betrad de winkel door langs de kassa’s naar binnen te lopen, dus niet door de standaardingang. Hij liep direct naar het bierenpad. Hij pakte twee blikken bier. Hij stopte één blik bier in zijn rechterbroekzak; één blik bier hield hij in zijn hand. Direct hierop liep hij weer naar de kassa’s. Hij liep langs de kassa zonder de goederen aan te bieden. Ik zag dat hij tevens de sigarettenbalie passeerde en de winkel uitliep.
3. Een proces-verbaal van verhoor van 5 augustus 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] (doorgenummerde pagina’s 11-13). Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 5 augustus 2016 afgelegde verklaring van
de verdachte:
Ik liep de winkel in en pakte 2 bier.
Op grond van deze bewijsmiddelen (waarvan het eerste slechts wordt gebruikt in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen) is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (voltooide) diefstal van twee blikjes bier. De omstandigheid dat de verdachte, na te zijn aangeroepen door de medewerkster van de sigarettenbalie, weer de winkel binnen is gegaan en alsnog (slechts) één blikje bier heeft betaald, kan hieraan niet afdoen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 5 augustus 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen blikjes bier, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte tot dezelfde straf zal veroordelen als in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat één week gevangenisstraf te hoog is, nu volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor dit feit een geldboete en een voorwaardelijke straf zijn geïndiceerd en de verdachte nog niet als “frequente recidivist” is aan te merken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten die, naast eventuele schade, veel hinder en overlast kunnen veroorzaken.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 augustus 2017 is hij eerder meermalen ter zake van diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen hem er kennelijk niet van heeft weerhouden opnieuw diefstal te plegen.
Het voorgaande brengt naar het oordeel van het hof mee dat, anders dan de raadsvouw heeft betoogd, niet met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. M.J.A. Duker en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. S. Egidi, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 4 september 2017.