ECLI:NL:GHAMS:2017:3480
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omgangsregeling en gezag over minderjarige kinderen na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige zoon, na een eerdere afwijzing door de rechtbank. De vader, verzoeker in hoger beroep, had in januari 2017 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 26 oktober 2016, waarin zijn verzoek om een zorgregeling was afgewezen. De moeder, verweerster in hoger beroep, heeft het verzoek van de vader bestreden. De raad voor de kinderbescherming heeft in de procedure geadviseerd en was aanwezig tijdens de mondelinge behandeling op 13 juli 2017.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1998 gehuwd en hebben twee kinderen, [kind a] en [kind b]. Het huwelijk is ontbonden in 2015. De rechtbank heeft in een eerdere beschikking het gezamenlijk gezag over [kind a] beëindigd en de vrouw alleen met het gezag belast. De vader heeft verzocht om een omgangsregeling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen op basis van de angst van [kind a] voor de vader en het feit dat eerdere pogingen tot contactherstel zijn mislukt.
Het hof heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat de angst van [kind a] voor zijn vader, die voortkomt uit eerdere geweldsincidenten en de spanningen in de thuissituatie, nog steeds aanwezig is. De raad heeft geadviseerd om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, omdat omgang op dit moment niet haalbaar is. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en het verzoek van de vader afgewezen, waarbij het belang van [kind a] voorop stond.