ECLI:NL:GHAMS:2017:3419
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, geboren in 1988 en thans verblijvende in een huis van bewaring. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 25 juli 2017, die het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, gehoord.
De beoordeling van het hof is gebaseerd op artikel 87, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een verdachte slechts eenmaal in hoger beroep kan komen tegen een afwijzende beslissing van de rechtbank over de schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat er eerder op 17 mei 2017 al een beslissing was genomen op een hoger beroep van de verdachte met betrekking tot de gevangenhouding en de afwijzing van het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn huidige beroep.
De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht. Het hof heeft de verdachte dus niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep, waarmee de eerdere beslissing van de rechtbank in stand blijft.