ECLI:NL:GHAMS:2017:3418
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek tot opheffing voorlopige hechtenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een verdachte die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 25 juli 2017 het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis had afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken en heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.M.J.H. Coumans, gehoord.
Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 87, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een verdachte slechts eenmaal in hoger beroep kan komen tegen een afwijzende beslissing op een verzoek tot schorsing of opheffing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft vastgesteld dat het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg al was aangevangen, maar nog niet was geëindigd. Dit betekent dat de verdachte, gelet op de wetgeving, niet opnieuw in beroep kon gaan tegen de afwijzing van zijn verzoek.
Daarom heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in zijn beroep. De beschikking is gegeven in raadkamer en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht. De uitspraak benadrukt de strikte regels rondom voorlopige hechtenis en de mogelijkheden voor hoger beroep.