ECLI:NL:GHAMS:2017:3411

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2017
Publicatiedatum
25 augustus 2017
Zaaknummer
23/000797-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing voorlopige hechtenis van verdachte in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2017 een beschikking gegeven op een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, die in detentie verblijft. De raadsman van de verdachte heeft het verzoek beperkt tot schorsing, na eerder een verzoek tot opheffing te hebben ingediend. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 februari 2017, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De raadsman heeft betoogd dat de verdachte tussen wal en schip valt, omdat hij niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling of de SOB-regeling, aangezien er nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan. Hij heeft ook aangevoerd dat er nog geen datum bekend is voor de inhoudelijke behandeling van de zaak.

Het hof heeft de argumenten van de raadsman overwogen, maar oordeelt dat het vluchtgevaar van de verdachte onvoldoende kan worden ondervangen door het stellen van schorsingsvoorwaarden. De verdachte heeft geen binding met Nederland, wat het risico op vlucht vergroot. Het hof concludeert dat het inleveren van het paspoort van de verdachte niet voldoende is om het vluchtgevaar te mitigeren, gezien het internationale karakter van de feiten waarvoor hij is veroordeeld. Uiteindelijk heeft het hof het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de advocaat-generaal de beschikking ter kennis van de verdachte heeft gebracht.

Uitspraak

23/000797-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGop een verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte:
[appellant] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [adres] ,
thans verblijvende in [detentieadres] .

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft gezien het verzoek strekkende tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte. De raadsman heeft in raadkamer het verzoek beperkt tot een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem van 23 februari 2017.
Het hof heeft bij de behandeling in raadkamer op 9 augustus 2017 gehoord de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. A.A. Boersma.

De beoordeling

De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte tussen wal en schip valt nu hij, gelet op artikel 15, derde lid aanhef en onder c, Wetboek van Strafrecht, niet in aanmerking komt voor voorwaardelijke invrijheidstelling, terwijl hij evenmin in aanmerking komt voor de SOB-regeling, nu er nog geen onherroepelijke uitspraak is. De raadsman heeft aangevoerd dat er nog geen datum bekend is van de inhoudelijke behandeling en dat uitgangspunt voor de strafoplegging het vonnis van de rechtbank dient te zijn, te weten 30 maanden. Indien de verdachte niet geschorst wordt is een SOB-verzoek in een later stadium illusoir.
Wat er zij van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, ligt aan het hof ter beoordeling voor of het vluchtgevaar voldoende kan worden ondervangen. Het hof overweegt dat de verdachte geen binding heeft met Nederland en dat het vluchtgevaar onvoldoende kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Het inleveren van het paspoort van de verdachte doet daar niet aan af, mede gelet op het internationale karakter van de feiten waarvoor de verdachte door de rechtbank is veroordeeld.
23/000797-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Deze beschikking is gegeven op 9 augustus 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, voorzitter,
mrs. P. Greve en A.M. Ruige, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 9 augustus 2017,
de advocaat-generaal