Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
;
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vrouw en de man over hun minderjarige kind [kind b], geboren in 2008. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft het hof verzocht om het gezamenlijk gezag te beëindigen en haar het eenhoofdig gezag toe te kennen. De man, verweerder in hoger beroep, is niet verschenen en heeft eerder aangegeven af te zien van verweer. De minderjarige is gediagnosticeerd met het syndroom van Asperger, wat zijn behoefte aan structuur en zekerheid benadrukt. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet adequaat reageert op verzoeken van de vrouw om toestemming voor belangrijke beslissingen, zoals vakanties, wat leidt tot stress en onzekerheid voor de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming heeft geadviseerd om het gezamenlijk gezag te beëindigen, gezien de specifieke behoeften van [kind b]. Het hof oordeelt dat het in het belang van [kind b] noodzakelijk is dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd, omdat er ernstige twijfels zijn of aan de voorwaarden voor gezamenlijk gezag kan worden voldaan. De beschikking van de kinderrechter is vernietigd en het gezag is uitsluitend aan de vrouw toegekend.