ECLI:NL:GHAMS:2017:3205
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake tussenkomst en vermeerdering van eis in civiele procedure
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Garda International Limited en Bank Julius Bär & Co. Ltd. tegen Lehman Brothers Treasury Co. B.V. in liquidatie. De appellanten, vertegenwoordigd door hun advocaten, hebben hoger beroep ingesteld tegen eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 27 januari 2015 een mondelinge uitspraak gedaan in een incident tot tussenkomst, waarbij de vordering van Garda om als tussenkomende partij te worden toegelaten werd afgewezen. Garda heeft vervolgens op 23 mei 2016 hoger beroep ingesteld, maar het hof oordeelt dat dit niet tijdig is gebeurd, aangezien de termijn van drie maanden na de uitspraak van het vonnis was overschreden. Hierdoor verklaart het hof Garda niet-ontvankelijk in haar hoger beroep.
Daarnaast heeft het hof de beslissing van de rechtbank dat de vordering tot tussenkomst niet toewijsbaar is, bevestigd. Dit betekent dat de eerdere uitspraak gezag van gewijsde heeft en dat de vordering van Garda om alsnog als tussenkomende partij te worden toegelaten, niet kan worden toegewezen. Het hof heeft ook geoordeeld dat Garda als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep zal worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Lehman zijn vastgesteld op € 2.290 aan salaris advocaat, te vermeerderen met wettelijke rente.
Het hof heeft de verdere beslissing in de hoofdzaak aangehouden en de zaak verwezen naar de rol van 19 september 2017 voor memorie van antwoord aan de zijde van Lehman. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar door de meervoudige kamer op 8 augustus 2017.